De nieuwe box 3-wetgeving en de overbruggingsregeling voor de tussenliggende jaren
Door Sarah Verweij
In dit blog ga ik in op hetgeen belastingplichtigen de komende jaren kunnen verwachten ten aanzien van de box 3-heffing. De volgende vragen komen aan de orde:
• Wat is de wetgeving en de (relevante) jurisprudentie over box 3?
• Welke belastingplichtigen komen in aanmerking voor rechtsherstel?
• Wat is de uitwerking van de ‘Overbruggingswetgeving box 3’ tot belastingjaar 2026?
• Hoe ziet de nieuwe box 3-wetgeving er vanaf 2026 uit?
Wetgeving en jurisprudentie
Voordat ik bespreek hoe de box 3-wetgeving er de komende jaren uit zal zien, volgt eerst een kort overzicht van de box 3-wetgeving en de relevante jurisprudentie.
Tot 2016 werd een vast rendement van 4% verondersteld (zogenoemd forfaitair rendement). Met het box 3-tarief van 30%, resulteerde dit in een heffing van 1,2% over de bezittingen minus de schulden per 1 januari van het kalenderjaar.
Vanaf 2017 wordt het forfaitaire rendement berekend aan de hand vermogensschijven. Grof gezegd, hoe meer vermogen, hoe meer forfaitair rendement wordt verondersteld.
De manier waarop vanaf 2017 over box 3-vermogen wordt geheven is in strijd met het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens, aldus de Hoge Raad in het zogenaamde Kerstarrest. Op 20 mei jl. oordeelde de Hoge Raad dat alleen aan mensen die tijdig bezwaar hebben gemaakt rechtsherstel hoeft te worden geboden.
Staatssecretaris van Financiën Van Rij legt in het Besluit rechtsherstel box 3 (hierna ‘het besluit’) uit aan wie en hoe dit rechtsherstel wordt geboden. De inhoud van dit besluit zal worden opgenomen in de Wet rechtsherstel box 3.
Welke belastingplichtigen vallen onder het besluit en de Wet rechtsherstel box 3?
Op Prinsjesdag is bekend gemaakt dat (helaas) niet elke belastingplichtige in aanmerking komt voor het in het besluit en de Wet rechtsherstel box 3 geboden rechtsherstel. Lees hierover meer in het blog van mijn collega Carlijn Van Dijk. Het kabinet besloot wel op 4 november 2022 dat, mocht de Hoge Raad in de toekomst ooit besluiten dat aan niet-bezwaarmakers wèl rechtsherstel moet worden geboden, dit voor iedere niet-bezwaarmaker geldt. Om hiervoor in aanmerking te komen is het indienen van een verzoek ambtshalve vermindering dus niet nodig.
Belastingplichtigen die tijdig bezwaar hebben gemaakt tegen de aanslagen over de belastingjaren 2017-2020 ontvangen compensatie op grond van het besluit. Daarnaast is het rechtsherstel van toepassing op de belastingplichtigen voor wie de aanslag nog niet onherroepelijk vaststaat. Deze laatste groep valt uiteen in de groep belastingplichtigen aan wie de Belastingdienst nog een navorderingsaanslag zal opleggen en de groep belastingplichtigen die nog een aanslag verwacht over 2021 en 2022.
Hoe ziet dit rechtsherstel er in de praktijk uit? Het spaargeld wordt als aparte vermogenscategorie aangemerkt, zodat het vermogen bestaat uit spaargeld, overige bezittingen en schulden (de zogenoemde forfaitaire spaarvariant). Voor elke categorie wordt een vast rendementspercentage voorgesteld, waarbij voor het spaargeld een laag percentage geldt.
Zolang de nieuwe regeling nog geen wet is maar een ministerieel besluit zal de forfaitaire spaarvariant alleen van toepassing zijn als die voordeliger uitpakt voor de belastingplichtige dan de wettelijke regeling (de forfaitaire rendementsheffing).
Wat is de uitwerking van de Overbruggingsregeling box 3?
Uit de brief d.d. 5 september 2022 van de Staatssecretaris van Financiën van Rij blijkt dat voor de jaren 2023 tot en met 2025 de ‘Overbruggingswet box 3’ is ontworpen. Net als in het besluit gaat de overbruggingswet uit van de forfaitaire spaarvariant. Als de wet is ingevoerd zal een beroep op het huidige box 3-stelsel echter niet langer mogelijk zijn. De Overbruggingswet box 3 komt immers in de plaats van de huidige box 3-wetgeving.
Is de forfaitaire spaarvariant uit de Overbruggingswet wel in overeenstemming met het EVRM? Het forfaitaire rendement voor spaargeld is (voor 2021) vastgesteld op 0,01%. Het forfaitaire rendementspercentage voor overige bezittingen is (voor 2021) echter vastgesteld op 5,69%. Wat als het werkelijke rendement van een belastingplichtige wat betreft zijn overige bezitting, zoals beleggingen, lager ligt? Dat is beslist geen uitzonderlijke zaak. Denk bijvoorbeeld aan een hypothecaire vorderingen die ontstonden in de afgelopen jaren toen de rente daarvan rond de 1% lag. Denk ook aan (staats)obligaties uitgegeven in die periode.
Eén ding wat we van de box 3-problematiek hebben geleerd is dat bezwaar maken loont. Daarom zou iedereen, die een lager daadwerkelijk rendement geniet dan hem op basis van de Overbruggingswetgeving wordt toegekend, bezwaar moeten maken tegen de aanslag. Al is het maar om ervoor te zorgen dat dit op een later moment kan worden voorgelegd aan de rechter.
De box 3-wetgeving vanaf belastingjaar 2026
En dan nu de wetgeving waarop iedereen wacht. De wetgeving waarbij belasting wordt geheven op basis van het werkelijk genoten rendement. Of schuilt hier een addertje onder het gras?
Vanaf 2026 zal de box 3-heffing een vermogensaanwasbelasting zijn. Dit betekent dat jaarlijks belasting wordt geheven over de reguliere inkomsten (zoals rente, dividend, huur en pacht) en de ongerealiseerde waardeontwikkeling van vermogensbestanddelen (zoals koerswinst of koersverlies op aandelen, cryptovaluta en waardestijging of waardedaling van onroerend goed).
Het is juist dit laatste punt dat mij verbaast. Immers, belastingplichtigen zijn dan belasting verschuldigd over de stijging in waarde van box 3-vermogen, ook als die meerwaarde nog niet is gerealiseerd, omdat de woning nog niet is verkocht. Er moet dan belasting worden betaald over inkomen waarvoor de kassa nog niet heeft gerinkeld. Uit welke middelen moet een belastingplichtige die belasting dan betalen? Het punt dat over de ongerealiseerde waardeontwikkeling van vermogensbestanddelen belasting zal worden geheven kan, mijns inziens, op veel kritiek rekenen.
Conclusie
Tot en met 2022 zal aan belastingplichtigen rechtsherstel worden geboden op basis van de forfaitaire spaarvariant, mits dat voor hen voordeliger uitpakt dan de rendementsheffing op grond van de huidige box 3-wetgeving. Voor de jaren 2023 tot en met 2025 geldt de Overbruggingswetgeving box 3. Ook dan zal worden geheven volgens de forfaitaire spaarvariant, ook als dat niet voordeliger is voor de belastingplichtige. Vanaf 2026 zal worden geheven over het daadwerkelijk behaalde rendement, waarbij over niet gerealiseerde waardestijging ook belasting wordt geheven.
Mocht u als belastingplichtige met box 3 vermogen het niet eens zijn met de wijze van heffing, omdat uw werkelijke rendement lager is dan het forfaitaire rendement óf heeft u een andere vraag? Neem dan contact op met mr. S.A.M. (Sarah) Verweij.
Sarah Verweij is advocaat bij Jaeger Advocaten | Belastingadviseurs