Nieuw feit rechtvaardigt navordering
In 2013 is een belastinginspecteur een onderzoek gestart naar het aangiftegedrag van de belastingconsulent van een belanghebbende. De uitkomsten daarvan zijn aanleiding geweest om de door de belastingconsulent ingediende aangiften nader te onderzoeken.
In maart 2015 is een strafrechtelijk onderzoek naar de belastingconsulent gestart omdat hij vermoedelijk 5.272 aangiften IB/PVV onjuist zou hebben ingediend. Bij brieven van 31 maart 2015 heeft de belastinginspecteur aan de belanghebbende vragen gesteld over de in de aangiften opgenomen aftrekposten.
Op 18 juli 2015 zijn aan de belanghebbende navorderingsaanslagen opgelegd. Hierbij zijn de door de belanghebbende opgevoerde aftrekposten wegens uitgaven voor specifieke zorgkosten en giften buiten aanmerking gelaten. In geschil is of er sprake is van een nieuw feit dat navordering rechtvaardigt.
Rechtbank Den Haag heeft de belastinginspecteur in het gelijk gesteld. Gerechtshof Den Haag bevestigt het oordeel van de rechtbank.
Volgens vaste jurisprudentie mag de belastinginspecteur bij het vaststellen van een aanslag uitgaan van de juistheid van de gegevens die een belastingplichtige in zijn aangifte heeft vermeld. Tot een nader onderzoek is hij in beginsel slechts gehouden, indien hij, na met een normale zorgvuldigheid kennis te hebben genomen van de inhoud van de aangifte, aan de juistheid van enig daarin opgenomen gegeven in redelijkheid behoort te twijfelen (zie Hoge Raad 13 november 2009, 08/04594, ECLI:NL:HR:2009:BK3080).
Naar het oordeel van het gerechtshof vormde de inhoud van de aangiften van de particulier, gelet op de aard en hoogte van de daarin opgenomen aftrekposten, op zichzelf geen aanleiding voor nader onderzoek.