Nibud: In 2021 koopkrachtstijging van 4 tot 6 procent voor werkenden

Het regeerakkoord van het kabinet-Rutte III betekent in 2021 een koopkrachtstijging voor alle werkenden. De stijging varieert van een kleine 4 tot een ruime 6 procent in de komende vier jaar. Hogere inkomens gaan er meer op vooruit dan lagere inkomens.

Dat blijkt uit berekeningen van het Nibud dat in opdracht van de Tweede Kamer het regeerakkoord heeft doorgerekend. Het instituut schetst aan de hand van bijna honderd veel voorkomende voorbeeldhuishoudens een beeld van de bedragen die deze huishoudens in 2021 meer of minder te besteden hebben in vergelijking met dit jaar.

Werkenden erop vooruit

Alle werkenden gaan erop vooruit. Hun koopkracht stijgt – afhankelijk van hun situatie – met zo’n 4 tot 6 procent in de komende vier jaar. Dit komt omdat de verwachte loonstijging hoger is dan de prijsstijging. Werkenden profiteren ook van de hogere arbeidskorting en lagere belastingtarieven.

Werkenden met een relatief laag inkomen tot 20.000 euro per jaar hebben een minder grote koopkrachtstijging, omdat het grootste deel van hun inkomen in de eerste belastingschijf valt. En dit belastingtarief stijgt waardoor ze meer belasting betalen in 2021. De verandering van het belastingstelsel is wel gunstig voor middeninkomens en hoge inkomens: zij betalen hierdoor juist iets minder belasting.

Nauwelijks verbetering voor bijstandsgerechtigden

Het Nibud ziet dat door de plannen in het regeerakkoord huishoudens met een bijstandsuitkering er nauwelijks op vooruit gaan. Een alleenstaande in de bijstand heeft in 2021 per maand 21 euro meer te besteden dan dit jaar. Voor een alleenstaande met een kind is dat 15 euro.

De koopkracht van mensen met een bijstandsuitkering stijgt nauwelijks doordat zij geen voordeel hebben van de hogere arbeidskorting en omdat de uitkeringen minder stijgen dan de lonen. De koopkrachtvooruitgang van bijstandsgerechtigden bedraagt over vier jaar minder dan 2 procent.

Btw-verhoging

Het kabinet wil het lage btw-tarief verhogen van 6 procent naar 9 procent. In dit btw-tarief zit een aantal producten en diensten dat als noodzakelijk wordt gezien, zoals voedingsmiddelen. De btw-verhoging leidt tot een verhoging van de inflatie van ca. 0,7 procentpunt. Dit algemene inflatiecijfer heeft het Nibud meegenomen in de koopkrachtberekeningen. Voor een paar in de bijstand met twee kinderen is dat zo’n 15 euro in de maand.

Gemiddeld besteden huishoudens ongeveer 20 procent van hun budget aan goederen en diensten in het lage btw-tarief. Sommige huishoudens geven echter meer dan 20 procent van hun budget uit aan goederen en artikelen in het lage btw-tarief en zij hebben dus extra nadeel van de btw-verhoging.

Voor een paar in de bijstand met twee kinderen is een budgetaandeel van 27 procent in het lage tarief een realistische schatting. Uit de berekeningen van het Nibud blijkt dat deze verhouding het gezin in de bijstand met twee kinderen 5 euro extra per maand kost. In 2021 heeft dit gezin te maken met een koopkrachtstijging van 45 euro per maand in vergelijking met dit jaar, als we uitgaan van de gemiddelde uitgaven bij de supermarkt. Maar als we meenemen dat dit huishouden procentueel gezien meer kosten aan voeding heeft, gaan ze er vijf euro minder op vooruit en hebben ze in 2021 40 euro meer te besteden dan dit jaar.

Rijke gepensioneerden in de min

Huishoudens boven de AOW-leeftijd profiteren niet van de loonstijging. De AOW stijgt wel de komende vier jaar, maar de verwachting is dat de aanvullende pensioenen nauwelijks omhoog gaan de komende jaren. Hierdoor is het voor AOW-gerechtigden met een aanvullend pensioen vaak lastig om de verwachte prijsstijgingen op te vangen en ziet het Nibud dat met name ouderen met een hoog aanvullend pensioen erop achteruit gaan in 2021.

Het regeerakkoord bevat ook maatregelen om de koopkracht van ouderen te ondersteunen. Zo wordt de ouderenkorting verhoogd en wordt die minder snel afgebouwd. Dit is met name voordelig voor ouderen met alleen AOW of met AOW en een klein aanvullend pensioen: voor hen ziet het Nibud nog wel een kleine koopkrachtstijging.

Huishoudens met kinderen in de plus

Huishoudens met kinderen profiteren van de verhoging van de kinderbijslag en het inkomensafhankelijke kindgebonden budget. De afbouw van het kindgebonden budget begint nu nog bij een bruto jaarinkomen van 20.000 euro, straks is dat voor paren ruim 39.000 euro. Ook stijgt het kindgebonden budget voor het tweede kind.

Huishoudens waar één van beide partners werkt, blijven dit keer niet achter bij huishoudens waar beide partners werken. Een stel met een kind, waarvan één partner werkt en 40.000 euro per jaar verdient, gaat er 6,8 procent op vooruit en heeft daarmee over vier jaar 172 euro per maand meer te besteden dan nu. De afgelopen jaren kwam de alleenverdiener er over het algemeen minder goed vanaf dan een stel waarvan beide partners werkten.

Afschaffing grens huurtoeslag gunstig

Een van de plannen in het regeerakkoord is het afschaffen van de inkomensgrenzen in de huurtoeslag. Nu krijg je bij een bepaald inkomen helemaal geen huurtoeslag meer, vanaf 2021 wordt dat geleidelijk minder. Hoe hoger het inkomen hoe lager de huurtoeslag wordt.

Deze maatregel zorgt ervoor dat huishoudens die nu geen recht op huurtoeslag hebben, dat in 2021 wel hebben. Dit kan voor sommige huishoudens heel gunstig uitpakken en meer dan 160 euro per maand schelen. Een alleenstaande oudere met AOW en een aanvullend pensioen van 7500 euro gaat er in 2021 bijna 10 procent op vooruit, dit is 166 euro per maand. Maar als diegene in een woning woonde zonder huurtoeslag zou hij er slechts 1,6 procent, 27 euro per maand, op vooruit gaan.

Huiseigenaren lagere koopkrachtstijging dan huurders

Uit de berekeningen van het Nibud blijkt dat huishoudens met een eigen woning en hypotheek een iets minder hogere koopkrachtstijging hebben dan niet- woningbezitters met eenzelfde woonlast. Huizenbezitters ondervinden nadeel van de lagere belastingtarieven en van de afbouw van de hypotheekrenteaftrek. Hoe hoger de hypotheek, hoe kleiner de koopkrachtstijging.

Daarnaast wordt vanaf 2019 de wet-Hillen in dertig jaar afgebouwd. Dit betekent dat huishoudens die hun hypotheek volledig hebben afgelost in 2021 10 procent van het eigenwoningforfait moeten optellen bij hun inkomen in box 1. Het effect hiervan is afhankelijk van het inkomen en de waarde van de woning. Het kan variëren van 0 euro, als men niet alle heffingskortingen kan verzilveren, tot bijvoorbeeld min 163 euro per jaar bij een inkomen van 70.000 euro en een woningwaarde van 600.000 euro.

Gerelateerde artikelen