Nederlandse industrie doorstaat crisis beter dan gemiddeld in EU
Met name landen met een omvangrijke auto-industrie werden hard geraakt door de crisis, zoals Frankrijk en Duitsland. Die sector had het voor de crisis al moeilijk en door onder meer de sluiting van showrooms en het dichtgooien van fabrieken zakten de verkopen verder weg. Momenteel speelt ook mee dat autofabrikanten, maar ook bedrijven in andere sectoren met tekorten van onderdelen als chips kampen. Dat zit de productie ook in de weg.
De Belgische industrie was vorig jaar goed voor een krimp van 3,8 procent. Ook het Verenigd Koninkrijk, dat in 2020 uit de EU stapte, kampte met krimp, nadat de industrie in 2019 ook al achteruit was gegaan. Verder werd de industriële productie in andere grote economieën als Spanje en Italië hard geraakt door de impact van de pandemie.
Van alle landen van de EU waren er maar drie lidstaten waar de industrie het vorig jaar beter deed. Het gaat volgens het CBS om Ierland, Malta en Litouwen.
In Nederland was volgens het statistiekbureau over vrijwel de hele breedte van de industriële sector sprake van krimp. Met name bij de productie van transportmiddelen, in de textiel- en kledingindustrie en de schoenenbranche viel de productie ver terug. Alleen de chemische industrie en de machine-industrie deden het vorig jaar beter dan een jaar eerder.
Alles bij elkaar droeg de industrie voor 0,3 procentpunt bij aan de krimp van het Nederlands bruto binnenlands product van 3,8 procent. Het aandeel van onder andere de horeca, zakelijke dienstverlening en het vervoer was veel groter.
In het eerste kwartaal van dit jaar groeide de Nederlandse industrie met 2,8 procent, ondanks uitdagingen zoals de dagenlange blokkade van het Suezkanaal door een groot containerschip. De Nederlandse economie in zijn geheel kromp in die periode, mede als gevolg van de lockdownmaatregelen, met 2,4 procent.