Nederland verliest fiscale zaak bij EU-hof

Een Nederlandse fiscale regeling voor aftrekbare rente van leningen tussen moeder- en dochterbedrijven is in strijd met de EU-regels.

Dat heeft het Europees Hof van Justitie bepaald. 

De uitspraak heeft betrekking op de fiscale eenheid. Bij een fiscale eenheid worden meerdere ondernemers samen gezien als één ondernemer. Een fiscale eenheid bestaat vaak uit een moedermaatschappij en één of meer dochtermaatschappijen in Nederland. De fiscale eenheid geniet een belastingvoordeel: als het moederconcern een lening aan een dochter verstrekt die daarover rente aan de moeder betaalt, mag het moederbedrijf de rente van de belastbare winst bij de Nederlandse fiscus aftrekken. 

De voordelige regeling geldt alleen voor bedrijven in Nederland en hun dochters in Nederland, niet hun buitenlandse dochter- en zusterbedrijven. Dat is discriminatie, vinden de hoogste Europese rechters. Het is in strijd met de regels voor vrije vestiging in de EU.
De voordelen moeten ook gelden voor Nederlandse bedrijven die samen met bedrijven in het buitenland in één concern zitten. 

De gevreesde uitspraak kost de schatkist 400 miljoen euro. Dat bedrag komt uit een brief die Eric Wiebes op zijn laatste dag als staatssecretaris van Financiën stuurde aan de Tweede Kamer. Minister Wopke Hoekstra van Financiën heeft in zijn begroting geen rekening gehouden met de tegenvaller.

Om verdere inkomstenderving te voorkomen, kondigde Wiebes destijds een spoedwet aan. Hij schrapt – in het geval van deze uitspraak – het binnenlandse voordeel bij renteaftrek in een fiscale eenheid. Deze maatregel geldt dan met terugwerkende kracht vanaf 25 oktober 2017. De spoedreparatie betekent dat 100.000 fiscale eenheden met gemiddeld drie bedrijven hun fiscale resultaten in de laatste twee maanden van 2017 opnieuw tegen het licht moeten houden om één belastingaangifte te kunnen doen. De uitspraak gaat daarmee niet alleen het Rijk, maar ook duizenden bedrijven veel geld kosten. 

Voor Nederlandse multinationals – bedrijven met het hoofdkantoor in Nederland en dochtervestigingen in het buitenland – is de uitspraak wel een meevaller. Zij kunnen nu met terugwerkende kracht hun door het Europees Hof gegunde belastingvoordeel opeisen. 

Gerelateerde artikelen