‘NBA heeft lak aan wet- en regelgeving’

“Dat de schandalen in de accountancy blijven voortduren komt omdat toetsers en bestuurders van de NBA lak hebben aan wet- en regelgeving.”

Grote woorden van de klager in een zaak waarin 26 NBA-toetsers en bestuurders voor de tuchtrechter gedaagd zijn. Het is dan ook een principiële zaak waarin de NBA 'gedrag van een zonnekoning' verweten wordt.

Zaaknummer 17/969 – 994

Klager Leon van der Kar van Van der Kar en Veraart Accountants wist eerder via het College van Beroep voor het bedrijfsleven (Cbb) al met succes het oordeel over zijn kantoor van tafel te vegen. Zijn kantoor kreeg een B-oordeel, maar op basis van welk normenkader wilde de NBA niet zeggen. 

“Het is duidelijk dat het ontbreken van objectieve criteria willekeur van de betrokkenen in de hand werkt.'' Hij ervoer dit aan den lijve toen een handelswijze opgelegd door de ene toetser in 2008 bij een volgende toetsing tot een 'aanwijzing' leidde. Hij daagde niet alleen de twee toetsers van zijn kantoor, maar meteen alle toetsers en bestuursleden van de organisatie om aan te tonen dat het systeem niet werkt. 

De kantoortoets
Het NBA-bestuur heeft zichzelf een voorbeeldfunctie toegekend, aldus Van der Kar. Maar het is juist deze organisatie die volgens hem wet- en regelgeving niet naleeft. Hij gaf als voorbeeld de wijze waarop in het dossier van zijn kantoor tijdens de toetsing en de daaropvolgende bezwaar- en beroepsprocedure door de NBA is behandeld. Volgens hem blijkt dat de NBA de mechanismen mist om te waarborgen dat de fouten worden gecorrigeerd. Volgens de klager handelden de betrokkenen niet-integer. En niet alleen de twee toetsers zelf zijn verantwoordelijk. 

“Indien de toetsing kwalitatief onvoldoende was doordat wet- en regelgeving niet is nageleefd dan wel verkeerd is toegepast, is dat voor risico van de betrokken raads- en bestuursleden omdat zij krachtens de Algemene Wet Bestuur geheel en al verantwoordelijk zijn voor de toetsing en het eindoordeel van de raad'', zei Van der Kar. 

Bij zijn kantoor was onduidelijk op basis van welke criteria de toetsers tot een B-oordeel kwamen. Omdat vaktechnische gronden voor de vaststelling van het eindoordeel ontbreken, “is blijkbaar sprake van een NBA-kansspel waaruit de eindoordelen van de toetsing komen''. Door het niet toepassen van wet- en regelgeving kwamen de toetsers zo tot een volstrekt onredelijke toetsing. “Degenen die zich afvragen hoe het komt dat de schandalen in de accountancy maar blijven voortduren heeft hier het antwoord. Betrokkenen hebben in hun functies bij de NBA lak aan alle wet- en regelgeving.''

Advocaat Marije Batting vond dat bij de NBA van 'zonnekoning-gedrag' zeker geen sprake was. Ze benadrukte het herhaalde aanbod van de NBA aan Van der Kar om samen het toezicht te evalueren. De klager gebruikt volgens haar de procedures bij het Cbb en de Accountantskamer om zijn onvrede te uiten over de eigen toetsing en het toetsingsproces in het algemeen. “Voor het voeren van een dergelijke discussie is het tuchtrecht niet bedoeld.'' 

Als de klager het niet eens is met het toetsingskader, dan moet ze dat bij de ledenvergadering van de NBA aan de orde brengen. Maar daar bracht de klager deze klachten echter nooit aan de orde. Wat de kantoortoets en de rol van de toetsers betreft: het Cbb heeft hierover al geoordeeld. Dus dit is volgens Batting dezelfde klacht, maar dan voor een andere rechter. “In feite wil de klager de discussie in de bestuursrechtelijke procedure via deze tuchtprocedure over doen.'' 

Als de Accountantskamer al tot een oordeel komt, vroeg ze de rechter om 'terughoudend te toetsen'. Met andere woorden: alleen het individueel handelen van de accountants kan aan bod komen. Voor zover de klager de leden van de Raad van Toezicht verwijt dat ze verantwoordelijk zijn ,,voor de vermeende slechte kwaliteit van de NBA-toetsingen in het algemeen geldt dat dit niet ziet op enig professioneel handelen van de raadsleden waarvoor zijn tuchtrechtelijk aanspreekbaar zijn.'' En dat de eindtoets in de bestuurszaak niet overeind bleef, wil niet zeggen dat de toetsers of de NBA tuchtrechtelijk ook wat te verwijten valt.

De principekwestie
Van der Kar meent dat het toetsingssysteem zelf verrot is. Volgens hem zijn er de afgelopen 12 jaar geen objectieve normen ontwikkeld om de mate van betrokkenheid van de tekenend accountant bij de uitvoering van opdrachten vast te leggen. Een goede norm lijkt de klager de accountant-medewerker-ratio. “Hier wordt het aantal medewerkers gedeeld door het aantal tekeningsbevoegde accountants van een kantoor. Hoe hoger de ratio, hoe minder de accountant bij de uitvoering van opdrachten is betrokken.'' 

Hij verduidelijkte dit met een voorbeeld. Zijn kantoor heeft een ratio van 2,5 en hier zijn twee dossiers per tekenend accountant onderzocht, goed voor circa 2 dossiers per tekenend accountant. Bij een groter kantoor met negen accountants en 77 medewerkers (ratio van 8,6) werden 5 dossiers getoetst, goed voor 0,55 dossiers per tekenend accountant. “Dus naarmate het risico op fouten groter wordt, wordt door de NBA minder getoetst.'' Kleinere kantoren zoals die van Van der Kar worden dus door dit systeem consequent harder aangepakt door de NBA.

Deze algemene verwijten gaan over het systeem van toetsing. Maar deze klachten zijn niet te herleiden tot individuele accountants zodat een tuchtrechter hier niets mee kan, zei raadsvrouw Batting als verweer. “Deze klachten vertroebelen waarvoor het tuchtrecht bedoeld is. Die is bedoeld om het individuele handelen of nalaten van de beroepsbeoefenaar aan de orde te stellen. Daarvan is hier geen sprake.''

NBA-voorzitter Pieter Jongstra voerde het laatste woord namens alle betrokkenen. “We respecteren dat we hier worden opgeroepen. De grote opkomst vandaag is daar een illustratie van. Tegelijkertijd geldt dat we hier niet horen te staan'', zei hij. Hij verwijt juist dat de klager de dialoog niet aan wilde gaan. Dat er sprake zou zijn van een doofpotcultuur binnen de NBA wees hij van de hand. Hij meent juist dat de manier van toetsing werkt en dat de organisatie hiermee de kwaliteit van de accountancy op een hoger niveau brengt. 

Het vonnis wordt eind januari verwacht.

'Michiel Satink / Juridisch Persbureau Zwolle'

Gerelateerde artikelen