Moed: moet dat?

Misschien herken je het wel: dat vage, groeiende gevoel van onbehagen in je onderbuik. Je weet dat het niet goed zit. Je hebt het gevoel dat je er iets aan moet doen, maar er is iets dat je tegenhoudt. Angst voor de consequenties als je je vinger opsteekt. De onzekerheid die dat met zich mee brengt . Wat betekent het voor je positie, voor de organisatie waar je werkt, voor je gezin?

Twee voorbeelden. Stel, je neemt een controledossier van een collega accountant – die uit dienst is gegaan – over. Bij de lopende controle stuit je op een verslaggevingsvraagstuk waar je een andere mening over hebt dan je voorganger. Hoe ga je dat uitleggen? Aan de compliance officer, aan de vaktechnische staf, aan de cliënt? Kun je het ook uitleggen aan jezelf als je niets zou doen? Pappen en nat houden? Aan de cliënt is dit geval lastig uit te leggen, want die ziet beide accountants als één. Beiden vertegenwoordigen dezelfde accountantsorganisatie, in de rol van opdrachtnemer. Dilemma’s genoeg. En in zekere zin is dit dilemma ergens nog eenvoudig, omdat je de zwarte piet – zo je wilt – nog kunt wegzetten bij je voormalige collega. Een tweede voorbeeld: wat als je bijvoorbeeld volgtijdelijk tot andere inzichten komt, of als een kwaliteitstoetser een andere mening is toegedaan en je terugfluit? Dan moet je mogelijk ook terug naar de cliënt, maar dan met een soort van eigen disfunctioneren.

Hoe nu verder?

Onlangs las ik het boek “Moed”, over gedurfd leiderschap van Andor de Rooy. Hieruit haalde ik een nieuw inzicht voor mijzelf, dat ik graag met je wil delen. Ik heb Moed toch veelal opgevat als een soort karakter eigenschap, waarvan de één meer en de ander minder heeft. Dat zal zo zijn, maar De Rooy start met het uitgangspunt dat ieder mens momenten heeft waarop hij – vanwege het gebrek aan moed – niet graag terugkijkt. Moed is iets dat je moet kunnen toepassen als het er toe doet. Dat is het kardinale punt bij moed: moedig zijn als het er toe doet. Dat kunnen kleinere kwesties, maar ook grotere kwesties zijn. Kleinere kwesties kunnen principiëlere issues in zich hebben, waardoor ze kunnen uitgroeien tot een groot issue. Waar het om gaat is dat je situaties gaat herkennen waarin er moed van je wordt gevraagd.

Herkenning begint bij het terugspoelen van je zakelijke en privé levensfilm en het analyseren van die situaties die om moed hebben gevraagd. Heb je dat scherper voor jezelf, dan kun je ook gerichter vooruit kijken naar latente situaties die zich zullen gaan voordoen. Daarop kun je je dan gericht voorbereiden.

Om het voorbeeld van dossieroverdracht nog even terug te halen: als dit aan de orde is, kun je natuurlijk altijd (al dan niet met een beroep op COS 510 en 710) starten met een overdrachtsgesprek alvorens je besluit de opdracht (intern) te accepteren. En bij twijfel geldt nog steeds het adagium: "niet inhalen". Raadpleeg je collegae, al dan niet in vertrouwen. Consulteer intern of extern waar je dit nodig acht (uiteraard in overeenstemming met de kantoorpolicy ten aanzien van consultatie).

Er zijn in de kern twee manieren om met probleemsituaties om te gaan:

  • Wegkijken van het probleem. Dat is wat – vrijwel vanzelf – gebeurt als de moed je figuurlijk in de schoenen zakt. Het probleem wordt hier doorgaans eerder groter dan kleiner van.
  • Het probleem met open vizier tegemoet treden. Dan sta je rechtop, vol met goede moed. Je ontwaart licht aan het einde van de tunnel, een schoon vergezicht. De moed laat je verder kijken dan het probleem.

Moedig handelen van een accountant betekent niet automatisch een voldoende controledossier. Vanuit de praktijk is me een situatie bekend waarin de accountant op een principieel punt zijn / haar rug recht hield tot en met de Raad van Commissarissen aan toe. Tegelijk werd het dossier als onvoldoende bestempeld op een ander focusgebied, waarop de AFM van mening was dat het controledossier onvoldoende en ongeschikte controle-informatie bevatte. Het “moed-vraagstuk” heeft dus niet altijd een verband met de kwaliteit van een controledossier. En anderzijds: een onvoldoende in AFM termen impliceert dus niet dat sprake is van cowboy gedrag van accountants. Dit laat natuurlijk onverlet dat beleidsbepalers moet blijven werken aan een cultuur waarin kwaliteit centraal staat, en moedig gedrag wordt aangemoedigd.

Door moed te tonen, stel je je kwetsbaar op. Maar het brengt je in-the-long-term wel het verst. Niet voor niets heeft deze deugd het geschopt tot kardinale deugd (Ambrosius van Milaan; Plato). Het is niet mijn oproep om je accountantsmissie om te zetten in een geestelijke (kardinaals) missie. Maar wel om extra alert te zijn op jouw specifieke “cardo’s”, díe scharnier- of spilpunten waar het écht om draait. Moed: dat moet inderdaad. Niet altijd, maar wel als het er toe doet!

[Door: dr. Niels van Nieuw Amerongen RA, V&A accountants-adviseurs]

Lees ook: