Mestboete gedeeltelijk geschrapt door CBb

Vandaag heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) in een mestboetezaak de staatssecretaris van Economische Zaken opgedragen een opgelegde boete van 40.500 euro opnieuw te berekenen. Dit omdat was nagelaten de overtreder voorafgaand aan zijn verhoor voor te houden dat hij niet verplicht was tot antwoorden.

De verklaringen van de overtreder tijdens dat verhoor mochten daarom niet worden gebruikt voor het bewijs van de overtreding. Hierdoor kon een deel van de overtreding niet worden bewezen en werd de boete te hoog vastgesteld.

Verder heeft het CBb geoordeeld dat de overtreder zich niet kan beroepen op het feit dat de staatssecretaris een wetsbepaling heeft genegeerd die hem verplicht de zaak eerst voor te leggen aan de officier van justitie. De reden hiervoor is dat deze wetsbepaling niet is bedoeld om zijn belang te beschermen. Het CBb volgt hiermee de conclusie van Raadsheer Advocaat-Generaal mr. L.A.D. Keus van 8 mei 2017 (ECLI:NL:CBB:2017:130).

De uitspraak is gedaan door een zogenoemde grote kamer van het CBb. Sinds 1 januari 2013 bestaat voor de hoogste bestuursrechters de mogelijkheid om te verwijzen naar de grote kamer met het oog op de bevordering van de rechtsontwikkeling en de rechtseenheid. De grote kamer bestaat uit vijf leden. Raadsheren van het College van Beroep voor het bedrijfsleven, de Centrale Raad van Beroep en de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, hebben zitting in de grote kamer.

 

Gerelateerde artikelen