Meer rendement, maar ook meer risico!
Nu, najaar 2017, zijn we een behoorlijk aantal mooie beursjaren verder en de grote bewegelijkheid is in de afgelopen jaren sterk afgenomen en inmiddels is er sprake van een lage bewegelijkheid op de beurzen. Dit betekent dat er ook minder rendement te verwachten is bij eenzelfde risicoprofiel. Om een hoger rendement te (kunnen) behalen zal meer risico moeten worden genomen. Doordat veel beleggers en vermogensbeheerders een focus hebben op rendement is het verhogen van het risico veelal wat wordt gedaan. U moet echter wel weten wat risicoverhoging voor uw situatie kan betekenen. En of het risico wel past bij u en het eerder zorgvuldig gekozen risicoprofiel.
Risicoprofielen zijn per definitie persoonsgebonden en bevatten meer componenten dan de door vermogensbeheerders gehanteerde classificaties van zeer defensief tot zeer offensief. Met name de éénduidigheid, toegankelijkheid en de begrijpelijkheid van de beschikbare informatie zijn belangrijke facetten, die mede in uw specifieke situatie het risicoprofiel bepalen.
Zo wordt momenteel door vermogensbeheerders binnen een vastgesteld risicoprofiel de aandelen en andere zakelijke waarden veelal maximaal overwogen – ofwel een groter aandeel toegekend binnen de portefeuille- binnen de vooraf vastgestelde bandbreedtes. Zo bestaat een Neutraal risicoprofiel over het algemeen uit 50% aandelen en 50% obligaties. Op dit moment bestaan veel Neutrale portefeuilles echter uit 60% aandelen. Ook hebben we uitschieters gezien binnen een dergelijk profiel van ruim 80% zakelijke waarden.
Binnen het obligatiegedeelte is door de lage rente ook weinig, tot zelfs een negatief rendement te verwachten. Obligaties worden daarom momenteel veelal ‘onderwogen’ – ofwel een kleiner aandeel toegekend in de portefeuille – maar de invulling ervan is vaak risicovoller. Zo wordt gekozen voor langere looptijden. Dit betekent een hoger effectief rendement, maar ook een hoger renterisico. Als de rente gaat stijgen dan dalen de koersen immers sterker dan bij een kortlopende obligatie. Ook wordt gekozen voor risicovollere debiteuren, die een hogere rentevergoeding in het vooruitzicht stellen.
Dit alles is mogelijk doordat er geen wettelijke regels zijn voor de samenstelling van risicoprofielen. Dat maakt dat de beleggingen en de gelopen risico's binnen de beleggingsportefeuilles van vermogensbeheerders/banken in de praktijk nogal eens verschillen. Hierdoor is een vergelijk van rendementen niet altijd goed mogelijk.
Actieve vermogensbeheerders worden uiteraard betaald om keuzes te maken. Dat kan o.a. de keuze zijn een regio te overwegen, maar ook een beleggingscategorie. De vraag is echter of keuzes tijdig worden aangepast en leiden tot een structureel beter rendement dan de markt. Kijk bijvoorbeeld naar de negatieve verwachtingen van veel analisten voor de financiële markten voor de Brexit en de presidentsverkiezingen in de VS. De uitkomst bleek uiteindelijk een hele andere. In dat kader verdient het ook de opmerking dat vlak voor het uitbreken van de kredietcrisis in 2008 eveneens sprake was van een lage bewegelijkheid van de beurzen, terwijl het gros van de vermogensbeheerders een verdere stijging van de beurzen verwachtten. Hoe het afliep behoeft dan ook geen toelichting.
Tal van onderzoek door diverse instanties laat dan ook zien dat het structureel verslaan van de markt vrijwel ondoenlijk is. Er is dan ook waakzaamheid geboden en u doet er goed aan precies te weten hoe uw risicoprofiel is opgebouwd. In de huidige situatie van geringe bewegelijkheid op de beurzen is het raadzaam om het voorzichtigheidsbeginsel serieus te nemen.
(Auteur: Peter Seuren)
[Deze vaktechnische bijdrage is geleverd door Jonker Advies / Family Capital Trust, één van de leden van het Vaktechnisch DienstenCentrum van ’t AccountantHuis.]