Medegerechtigdheid in onderneming niet aannemelijk gemaakt

In geschil is of een belastinginspecteur terecht een hele overnamesom bij een belanghebbende in aanmerking heeft genomen. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft hierover geoordeeld.

Bij de Kamer van Koophandel staat de onderneming sinds de oprichting in 2006 ingeschreven als eenmanszaak, welke voor rekening en risico van een belanghebbende wordt gedreven. De zus en oom van de belanghebbende hebben op 1 oktober 2006 bedragen van respectievelijk € 48.000 en € 35.000 aan hem ter beschikking gesteld. De bedragen zijn administratief verantwoord als vreemd vermogen. De belanghebbende heeft de onderneming op 12 februari 2011 gestaakt. Per die datum is de onderneming verkocht voor een overnamesom van € 70.000.

In geschil is of de belastinginspecteur terecht het gehele bedrag van de overnamesom van € 70.000 bij de belanghebbende in aanmerking heeft genomen. De belanghebbende stelt dat van de overnamesom een bedrag van € 27.500 dient te worden aangemerkt als een terugbetaling van werkkapitaal. De zus en oom hebben volgens de belanghebbende in de onderneming geparticipeerd als zogenaamde winstvennoten naar Turks recht. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden volgt dit standpunt niet.

Gelet op de wijze van administreren door de belanghebbende en opgemaakte leenovereenkomsten, is de enkele stelling van de belanghebbende dat sprake was van medegerechtigdheid onvoldoende om die medegerechtigdheid aannemelijk te achten.

(Bron: Fiscanet)

Gerelateerde artikelen