Maatregel voor schijnconstructie blijft overeind

Het hoger beroep van de accountant die de maatregel van doorhaling voor 1,5 jaar kreeg opgelegd voor zijn verbintenis aan een kantoor dat zich niet aan de regels hield, blijft overeind. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) meende ook dat de accountant verantwoordelijk was voor de kwaliteitsbeheersing bij dit kantoor.

De NBA had een tuchtklacht tegen de man ingediend nadat een waslijst aan tekortkomingen was ontdekt bij het accountants- en belastingadvieskantoor waar de RA als enige accountant aan verbonden was. Dit kantoor had geen kwaliteitsbeleid, geen klokkenluidersregeling, samenstellingsdossiers bevatten tekortkomingen en bij aanvaarding en voortzetting van opdrachten bleek uit niets dat aandacht was geschonken aan de fundamentele beginselen van het accountantsvak. Ten eerste klaagde de accountant in hoger beroep over het feit dat in het vonnis van de Accountantskamer is vermeld dat hij van januari 2011 tot december 2014 vennoot was van het accountantskantoor. Volgens hem was hij dat slechts tot januari 2014 en was hij van mei tot december dat jaar directeur. Hij verwees naar de pagina op mijnnba.nl. Maar deze persoonlijke pagina kan door de accountant zelf gewijzigd worden zonder dat die registratie door een derde wordt getoetst.

Verder stelde de Accountantskamer per abuis dat een brief in het dossier was opgesteld door een fiscalist terwijl dat door een accountant in opleiding was gedaan. Het College geeft de accountant hierin gelijk maar dit is onvoldoende om de klacht gegrond te verklaren. Verder meende de accountant dat hij geen bemoeienis had met de door de NBA gecontroleerde samenstellingsdossiers. Ook was de opdracht buiten zijn medeweten om aanvaard en uitgevoerd. Volgens het College heeft de NBA alleen bedoeld dat de accountant 'als enige aan het accountantskantoor verbonden accountant verantwoordelijk kan worden gehouden voor bedoelde tekortkomingen en niet dat hij die ook zelf heeft begaan'. De man was op dat moment de enige aan het kantoor verbonden accountant. En dus was hij op grond van de Verordening op de Kwaliteitstoetsing NIVRA verantwoordelijk voor het stelsel van kwaliteitsbeheersing. 'Voor de beantwoording van de vraag of appellant terecht is tegengeworpen dat een intern stelsel van kwaliteitsbeheersing ontbrak is dan ook niet van belang of appellant wel of niet persoonlijk betrokken was bij de getoetste samenstellingsdossiers', stelt het College.

Ook andere grieven faalden. Zo betoogde de accountant dat er geen strijdigheid was met de regel NV COS 4410 voor samenstellingsopdrachten. Hij had geen betrokkenheid bij de samenstellingsdossiers. Maar ook hier is niet doorslaggevend of hij persoonlijk betrokken was bij die samenstellingsdossiers. Wel gaf het College de man gelijk dat op details het vonnis van de Accountantskamer omissies bevat, maar dat dit het eindoordeel niet onderuit haalt. Ook verweet de accountant de tuchtrechter dat deze te weinig gewicht heeft toegekend aan de door hem doorgevoerde kwaliteitsverbeteringen. Die verbeteringen zijn niet getoetst terwijl hij wel om een hertoetsing had gevraagd. Dat laatste bleek niet het geval: in een brief gaf hij aan op termijn om zo'n hertoetsing te zullen vragen. Maar dat verzoek kwam nooit.

De accountant vroeg om de maatregel uit te stellen na een hertoetsing. Ook dit is door het College afgewezen. Hij was ervoor verantwoordelijk dat op zijn accountantspraktijk 'een stelsel van kwaliteitsbeheersing aanwezig is dat voldoet aan de daaraan te stellen eisen. Tijdens de toetsing op 7 november 2013 is geconstateerd dat een dergelijk systeem ontbrak', aldus de uitspraak. Ook was een afspraak gemaakt over beëindiging van zijn betrokkenheid bij het kantoor. Pas na ontvangst van een eindoordeel van de kwaliteitstoetsing trok hij zich terug. Het College acht de opgelegde maatregel daarom passend.

Lees ook:

Gerelateerde artikelen