Maatregel tegen deskundige accountant van tafel

De waarschuwing die de tuchtrechter een als deskundige optredende RA oplegde, is van tafel. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven meent dat de registeraccountant wel voldoende deskundig en zorgvuldig oordeelde.

Zaaknummer Cbb: 16/767

Niet alleen is de maatregel van tafel, het College besloot ook de klacht tegen de RA uiteindelijk ongegrond te verklaren. Het was de RA zelf die in beroep ging tegen de maatregel van waarschuwing die de Accountantskamer in 2016 oplegde.

De RA werd door het gerechtshof in Leeuwarden ingeschakeld in een geschil tussen een boer die in scheiding lag en een accountantskantoor dat sinds 2004 speelt. De boer meende dat het kantoor hem benadeeld had door niet tijdig in te gaan op een voorstel van de fiscus. Hierdoor kreeg hij uiteindelijk een minder gunstig voorstel dat hij wel moest aanvaarden. 

Het hof vroeg de RA of hij met een onderbouwd rapport kon beantwoorden of een redelijk bekwaam en redelijk handelend AA-accountant de boer had moeten adviseren het voorstel van juli 2004 van de fiscus te aanvaarden. Dit met het oog op het feiten dat tegen de belastingaanslag geen bezwaar meer mogelijk was, er het risico was dat het voorstel zou worden ingetrokken en ,,met de goede en kwade kans op een beter resultaat dan dit voorstel''. 

De RA beoordeelde kort gezegd dat de AA de boer inderdaad had moeten adviseren akkoord te gaan met dat voorstel. Het accountantskantoor stapte naar de tuchtrechter omdat het vond dat de RA de vraag van het hof onjuist interpreteerde. De Accountantskamer achtte de klacht gegrond. Ze meende dat het rapport van de RA de toets der kritiek niet kon doorstaan.

De RA betoogde in beroep dat het oordeel van de civiele rechter in dit geschil leidend is. Het gerechtshof behandelde de zaak uitgebreid en paste hoor- en wederhoor toe. Vervolgens wees het hof arrest en geen van de partijen ging in cassatie. Daarmee staat de uitspraak vast. Met andere woorden: voor de Accountantskamer was in dit geschil geen rol meer, vond de RA. Het College wees dit klachtonderdeel af. De tuchtrechter heeft expliciet geoordeeld over de vraag of de RA zich aan de regels hield die gelden voor accountants. En dat is bij uitstek waar de tuchtrechter over gaat.

De RA vond verder dat de tuchtrechter ten onrechte een oordeel gaf over wat het gerechtshof bedoelde te vragen. Het hof vond helemaal niet dat de RA die vraag verkeerd geïnterpreteerd heeft. De zaak draaide om het voorstel van de fiscus en de reactie daarop van het accountantskantoor. Het kantoor bleek niet in staat ,, een deugdelijke onderbouwing van zijn standpunten te geven, zoals ook is geconstateerd in het rapport''. 

Het voorstel dat de fiscus in een brief deed, kende een reactietermijn die eind augustus afliep. Overduidelijk volgens de RA was dat het kantoor niet beschikte over een goed dossier en daardoor het risico liep dat het voorstel werd ingetrokken. Bovendien informeerde de AA zijn cliënt niet over de brief van de fiscus, terwijl hij wist dat de boer vóór acceptatie van het voorstel was. De Accountantskamer meende dat de vereiste grondslag ontbrak om de vraag van het hof te beantwoorden. De RA betwist dat.

Volgens het accountantskantoor was de fiscus welwillend om tot een oplossing te komen. Een korte termijn waarbinnen het kantoor dan had moeten reageren, past daar niet bij. Voor zover de tuchtrechter meende dat de RA het inhoudelijke werk van het kantoor niet kon beoordelen wegens de chaotisch gevoerde praktijk en het ontbreken van dossiers, meent het College dat de Accountantskamer de inhoud van het rapport te beperkt heeft bezien. De RA heeft de vraag van het hof onderbouwd beantwoord. En het rapport bevat voldoende aanknopingspunten voor de conclusie dat het accountantskantoor steken liet vallen. 

De fiscus deed eerst in een overleg al een voorstel dat de AA mondeling afwees. In het schriftelijke voorstel van de fiscus dat volgde, stond al dat het voorstel van de Belastingdienst wellicht te ruimhartig was. Maar als dat voorstel te zuinig was, dan kon de AA daar in een brief met argumenten op reageren. De belastinginspecteur zou er in september op terugkomen. Die onderbouwing met cijfers volgde nooit. De vragen die de inspecteur nog had, werden niet beantwoord en de brief werd door de AA niet met zijn cliënt besproken. Dat bood volgens het College voldoende grond voor het oordeel dat de RA gaf. En daarom is de uitspraak van de tuchtrechter vernietigd.

Auteur: Michiel Satink / Juridisch Persbureau Zwolle  

Gerelateerde artikelen