Maand schorsing voor RA ‘piramidespel’ Weststaete
Door Jan Smit
Zaaknr. 19/305
Wij schreven eerder over deze zaak: 'Miljoenenfraude beleggingsfondsen niet de schuld van accountant'
Dit blijkt uit een dinsdag gepubliceerde uitspraak van de Accountantskamer.
Volgens de tuchtrechters is de RA ‘op belangrijke momenten van de controle onvoldoende betrokken geweest’ en heeft hij ‘niet gereflecteerd op informatie die hij tijdens de controle kreeg’. Hij heeft daardoor gehandeld ‘in strijd met het fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid’.
Dit steekt volgens de uitspraak des te meer omdat er obligatiehouders voor aanzienlijke bedragen geld was geïnvesteerd in de te controleren vennootschappen. ‘Dit gegeven bracht voor betrokkene een bijzondere verantwoordelijkheid met zich mee,’ aldus de Accountantskamer. Dat er sprake was van een vrijwillige controle doet hier volgens de tuchtrechters niet aan af. ‘De vrijwillige controle strekte er immers toe om vertrouwen te wekken bij (potentiële) obligatiehouders’.
Weststaete was een van de vastgoedobligatiefondsen waarin beleggers voor meer dan 24 miljoen euro hadden ingelegd. In mooie brochures werden hoge rendementen uit vastgoed in Duitsland beloofd. Het bleken luchtkastelen, stelde het Openbaar Ministerie in een strafzaak in 2015. De verschillende beleggingsfondsen zijn achteraf met één woord te typeren: een piramidespel. Gaten in het ene fonds werden gedicht met de inleg van weer een nieuw fonds. Die gaten ontstonden omdat grote bedragen werden opgenomen en verdwenen. Het leverde de twee hoofdverdachten, een vader en zoon, in 2005 4 en 3 jaar cel op wegens het medeplegen van herhaaldelijk witwassen.
Januari 2013 vroeg dit duo Baker Tilly de boeken over 2011 te controleren. Het betrof hier een vrijwillige controle. De RA en zijn controleteam constateerden dat ‘de financiële positie van de vennootschappen onder druk staat en er een reële mogelijkheid is dat niet aan de toekomstige verplichtingen kan worden voldaan’. Zij drongen aan op een herstelplan en schortten hun werkzaamheden tijdelijk op. Dat herstelplan kwam er en behelsde onder meer de oprichting van een nieuw beleggingsfonds van maximaal 25 miljoen euro. Juli 2013 verstrekte Baker Tilly een goedkeurende verklaring. Januari 2014 deed de FIOD een inval bij Weststaete. Kort daarba werden de vastgoedfondsen failliet verklaard. Begin januari vorig jaar dienden de curatoren een klacht in tegen de RA.
Zij verweten de accountant onder meer onvoldoende te hebben doorgevraagd tijdens de eerste ontmoeting met het management van de fondsen en geen actie te hebben ondernomen tegen de piramideconstructie. Ook had de RA beter moeten beoordelen of het ingelegde geld wel zo werd aangewend als stond beschreven in de beleggingsprospectussen. Tevens had hij beter moeten kijken naar de waardering van vastgoed, de kosten – de vader en zoon haalden veel geld uit de beleggingsfondsen – de leiding en de continuïteit.
Als voorbeeld gaven ze een pand in Duitsland dat in augustus 2010 voor 2,1 miljoen euro werd aangekocht en op 11 november 2011 in de boeken een waarde had van 2,95 miljoen euro. Paul Passenier, advocaat van de curatoren: “Hoe kan het dat een vastgoedobject in korte tijd met meer dan 8 ton wordt opgewaardeerd? Kritische vragen hierover van de accountant ontbreken.”
Volgens de curatoren had de RA de jaarrekeningen over 2011 beter niet kunnen goedkeuren en de opdracht moeten toegeven. “Als ze toen failliet waren gegaan was iedereen een hoop ellende bespaard gebleven”, aldus curator Hans Hendriks mei dit jaar tijdens de tweede zitting in deze zaak. De eerste zitting had plaats in november vorig jaar. “Dat had de obligatiehouders veel geld bespaard.”
De accountant zelf en zijn verdediging dachten daar duidelijk anders over. Als hij meteen was opgestapt, wie was er dan opgekomen voor de belangen van de honderden obligatiehouders?
Ook stoorde het de verdediging dat de curatororen pas zo laat met hun tuchtklacht kwamen. Al begin 2013 hadden ze de beschikking over gespreksverslagen, het herstelplan, notulen, taxatierapporten en veel, veel meer. De klacht is grotendeels gebaseerd op een gespreksverslag uit januari 2013.
Dat laatste is volgens de curatoren onjuist. Een redelijk vermoeden van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen was er pas nadat er duidelijkheid was over de werkwijze van het controleteam van accountantskantoor Baker Tilly, aldus advocaat Passenier namens de curatoren. “En op 6 juli 2017 kregen we dat controledossier pas.”
De Accountantskamer geeft de klagers hierin grotendeels gelijk.