‘Liever een wit voetje dan onafhankelijk accountant’

Een ondernemer op zoek naar genoegdoening na een fout van Rabobank Twente stuitte op een volgens hem partijdige accountant. Zijn rapport, waarop mede de door de ondernemer geleden schade berekend moest worden, “gaf me het idee dat de deskundige liever een wit voetje bij de bank haalt dan zijn statuur van onafhankelijk accountant hoog te houden”.

Een claim van 24 miljoen euro legde ondernemer John Nijhuis neer bij de Twentse Rabobank. Zijn onderneming Hakenberggroep ging in 2003 failliet mede nadat de Rabobank besloot tot een kredietstop. De rechtbank concludeerde later dat de bank dit, gezien de afspraken die gemaakt waren met het bedrijf, niet had mogen doen. De bank had niet voldaan aan zijn zorgplicht en dus volgde een al jaren voortslepende schadestaatprocedure. Een van de beklaagde accountants werd door de rechtbank als deskundige gevraagd een rapport op te stellen. Een tweede beklaagde begeleidde hem. Beide accountants hebben zich overigens inmiddels uit het register laten schrappen.

Verkeerde keelgat

De deskundigen moesten onderzoeken of de financiële situatie van het bedrijf zo was dat ze op korte termijn aan haar financiële verplichtingen kon voldoen. De deskundigen moesten in het rapport er echter wel van uitgaan dat de bank diens verplichtingen was nagekomen. Het rapport van maart 2014 viel bij Nijhuis in het verkeerde keelgat. Het rapport is van belang om de causaliteit tussen de verantwoordelijkheid van de bank en de geleden schade te bewijzen. En tevens om tot een hoogte van die schade te komen. Wat Nijhuis opviel was dat het afweek van de conclusies van vele andere accountants. Vijf accountants concludeerden elk na eigen onderzoek dat het bedrijf in 2003 levensvatbaar was geweest. De beklaagde deskundige, die de tweede beklaagde als sparringpartner gebruikte, vond van niet.

‘Geen kennis van verzekeringen’

Volgens de ondernemer is de opsteller van het rapport onbekend met het verzekeringsvak en maakte hij daardoor cruciale fouten. Het bedrijf maakte een omzet van 22 miljoen euro. Bij vooruitbetaalde premies komt hij op een 'leverancierskrediet' van 4 tot 6 miljoen euro waarmee het bedrijf rekening mocht houden. De accountant deed dit echter niet en concludeerde vervolgens dat het cashflow tekort kwam. De ondernemer besloot uit te zoeken of er meer achter stak. En ontdekte dat er innige banden waren tussen een deskundige van de bank en de opsteller van het rapport. Dat had hij moeten melden, vond de klager. Door dit niet te doen heeft hij op zijn minst de schijn van partijdigheid over zichzelf afgeroepen. Ook ontbrak hoor- en wederhoor, stelde hij. De accountant was niet objectief. Dat het rapport rommelde werd in januari bevestigd door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, aldus Nijhuis. In een tussenarrest werd het door het hof volledig onderuit gehaald. De deskundige “heeft geen kennis van verzekeringen en vastgoed. Alleen daarom al had hij deze opdracht nooit mogen aanvaarden”, stelt de klager.

Bottleneck

Voor een van de beklaagde ex-accountants was het verweer betrekkelijk kort. Dat was de voorheen als registeraccountant ingeschreven 'sparringpartner' van de opsteller van het rapport. Met de inhoud van het document heeft hij zich niet bemoeid, zei hij. “De klager dicht mij een grotere verantwoordelijkheid toe dan ik gedragen heb.'' Volgens de tweede gedaagde – de opsteller van het gewraakte rapport – was de opdracht van de rechtbank om een 'foto te maken' van de financiële positie van eind 2002. “Het meest ingrijpende was echter dat er met kort geld lange projecten waren geïnvesteerd. Dan ben je dus afhankelijk van voldoende cashflow. Die onevenwichtige financieringsstructuur was de bottleneck'', zei hij in zijn verweer. Bovendien zag het convenant met de bank in de verkoop van de vastgoedportefeuille. Volgens de ondernemer lagen er al handtekeningen onder verkoopcontracten. Maar dat waren alleen de handtekeningen van de ondernemer zelf. Er was een negatieve trend in de operationele resultaten, zei zijn raadsman. Er was een schuld van 3 miljoen euro die de onderneming op 1 januari 2003 moest betalen. “De vraag is of die continuïteit er wel was. Een schending van de gedragsregels? Nee. Een deugdelijke grondslag onder dit rapport? Ja. Ik begrijp dat je je niet kunt verenigen met de conclusie, maar dat betekent niet dat het werk fout is'', aldus de raadsman. De opsteller van het rapport zelf herkende zich niet in het beeld van een partijdig accountant.

Vonnis in december.

(Zaaknrs. 17667 en 17668)

[Door: Michiel Satink / Juridisch Persbureau Zwolle]

Gerelateerde artikelen