Lid schietvereniging beticht ex-voorzitter (RA) van misleiding

Misleiding. Valsheid in geschrifte. Verduistering. Een RA, in het dagelijks leven werkzaam bij de Belastingdienst, heeft het als toezichthouder van een schietvereniging wel erg bont gemaakt. Dat betoogde een lid van deze vereniging maandag bij het tuchtcollege.
Koninklijke Scherpschutters Vereniging Rotterdam (KSVR) heet de vereniging, een club met een rijke historie die teruggaat tot 1883. Lang had de vereniging een eigen schietcomplex. De banen werden onder meer verhuurd aan het ministerie van Defensie – destijds ‘de Departementen van Oorlog en Marine’ geheten. Om de bezetting te kunnen verbeteren is het complex in 1948 om niet overgedragen aan de door de vereniging opgerichte Stichting tot Instandhouding van Schietbanen te Rotterdam (SISR).
Aanvankelijk mocht de vereniging KSVR in ruil daarvoor op bepaalde uren gratis gebruik maken van de banen. Maar toen de overheid de huur beëindigde, waardoor de inkomsten flink terugliepen, kwam er in 1979 een overeenkomst waarin stond dat de vereniging eenzelfde huurprijs zou gaan betalen als SISR de andere huurders in rekening bracht. Een contract dat overeind bleef tot 2018, toen de KSVR en de stichting een nieuwe huurovereenkomst afsloten die volgens klager een ‘aanzienlijke lastenverlichting’ voor de vereniging inhield.
Afspraken niet nagekomen
Mede omdat de in 1979 gemaakte afspraken niet zijn nagekomen heeft de stichting de vereniging al die jaren veel te weinig gefactureerd, meent klager. Vanaf 1993, het jaar waarin de RA voorzitter werd van de bestuursraad (een functie die hij in 2019 inruilde voor die van gewoon lid) tot 2023 zou het gaan om een bedrag van meer dan 320.000euro.
Een som die grotendeels is opgehoest door de andere huurders. Voor hen aanleiding in 2023, toen dit bekend werd, de rechter te vragen de bestuurders en de toezichthouders te ontslaan. Een eis die niet werd ingewilligd. Ook in hoger beroep trokken de huurders aan het kortste eind.
Bedenkelijke rol van de RA
Voor klager was de kous daarmee niet af. Als voorzitter en bestuurslid heeft de RA volgens klager een bedenkelijke rol gespeeld in de bevoordeling van de KSVR – iets waarvan hij als lid mede zou hebben geprofiteerd.
Zo zou hij tegenover nieuwe SISR-bestuurders en externe accountants de overeenkomst uit 1979 hebben verzwegen om deze bestuurders te bewegen lagere facturen te sturen dan in dit contract was afgesproken.
Ook zou hij de overeenkomst uit 2018 hebben ondertekend terwijl hij wist dat de uitgangspunten van de 1979-overeenkomst – alle hurende verenigingen betalen eenzelfde tarief – sinds 1993 niet zou zijn nagekomen.
Gelogen voor de rechtbank
Verder zou de voormalige voorzitter tegenover de rechtbank hebben gelogen over de reden van de verschillen in de uurtarieven van de huurders en zonder hoor- of wederhoor SISR-bestuursleden hebben ontslagen. Een besluit waarover een rechter later heeft geoordeeld dat dit in strijd was met de wet.
Volgens de RA en Maurits Renzen, diens advocaat, slaat klager de plank volledige mis. “Een onsamenhangend verhaal van een klager die hier helemaal geen belang bij heeft en louter wordt gedreven door rancune,” aldus Renzen. “Mijn client is gewoon een integere, nuchtere, hardwerkende ambtenaar die de schietsport een warm hart toedraagt en niets verkeerd heeft gedaan. Dat is nog eens bevestigd door de rechtbank en het Hof. Beide hebben geoordeeld dat de vereniging helemaal niet bovenmatig is bevoordeeld.”
Niet opgetreden als RA
Bovendien, vervolgde de advocaat, heeft zijn client als voorzitter en lid van de bestuursraad als privépersoon en niet als RA opgetreden. Daarom dient de klacht niet ontvankelijk te worden verklaard.
Dat laatste riep bij de tuchtrechters de nodige vragen op. Hij had bijvoorbeeld wel een fout in een jaarrekening gesignaleerd. Een fout – een vordering die als winst was meegenomen – die ook een leek had kunnen zien, zo riposteerde de accountant,. Ook had hij zich nadrukkelijk bemoeid met het besluit om de controle van de jaarrekening van de vereniging door de externe accountant in vervolg te vervangen door een beoordelingsverklaring. Dit vanwege de hoge kosten – 24.000 euro, zo’n kleine tien procent van de omzet.
De Accountantskamer hoopt binnen twaalf weken uitspraak te doen.