Levering schoolgebouw geen levering onder bezwarende titel

Rechtbank Den Haag concludeert dat een particulier voor de levering van een schoolgebouw geen vergoeding in de zin van artikel 8, lid 2, Wet OB 1968 heeft bedongen en dat daarom geen sprake is van een levering onder bezwarende titel.

Een particulier is als opdrachtgever en bouwheer opgetreden bij de bouw van een school ten behoeve van twee vmbo-scholen, die op hun beurt een deel van het gebouw zouden verhuren aan twee ROC’s. De bouw heeft ruim € 18 miljoen exclusief btw gekost. Na de oplevering heeft de particulier het gebouw aan de vmbo-scholen verkocht voor een eenmalig bedrag en vijftien jaarlijkse termijnen. De particulier heeft bij de verkoop omzetbelasting in rekening gebracht die zij op aangifte heeft voldaan. Tegen de voldoening op aangifte is bezwaar gemaakt.

Bij Rechtbank Den Haag is in geschil of de particulier de omzetbelasting, die ter zake van het schoolgebouw in rekening is gebracht, als voorbelasting in aftrek kan brengen. Verder is in geschil of de belastinginspecteur het bezwaar terecht ook heeft aangemerkt als een verzoek om teruggaaf en dit verzoek terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. 

Ten aanzien van het verzoek om teruggaaf constateert de rechtbank dat niet gebleken is dat de particulier bezwaar heeft gemaakt. Zij stuurt het beroep als bezwaarschrift door naar de belastinginspecteur.

Aangaande de aftrek van voorbelasting oordeelt de rechtbank dat de jaarlijkse bijdrage niet meer is dan de doorschuiving van daadwerkelijk gerealiseerde huuropbrengsten aan de particulier. Zij concludeert daaruit dat de particulier in wezen voor de levering van het schoolgebouw geen vergoeding in de zin van artikel 8, lid 2, Wet OB 1968 heeft bedongen en dat daarom geen sprake is van een levering onder bezwarende titel. Het beroep is in zoverre ongegrond.

(Bron: Fiscanet)

Gerelateerde artikelen