Level playing field voor publieke kennisinstellingen?
Door: Raymond Schuwer
Wel belastingplichtig, geen WBSO
Wie de ontwikkelingen rond de WBSO heeft gevolgd weet dat de aankondiging in het Belastingplan niet perse schokkend is. Publieke kennisinstellingen (die geen onderneming drijven) kwamen dit jaar immers ook niet in aanmerking voor de WBSO voor contractonderzoek. De komende Vpb-plicht voor overheidsondernemingen zou hier alleen mogelijk weer een opening bieden. Zeker voor publieke kennisinstellingen die “commerciële” ontwikkelactiviteiten verrichten waarmee in concurrentie wordt getreden met private bedrijven. Deze kennisinstellingen zouden namelijk voor hun “ondernemingsactiviteiten” belastingplichtig worden voor de vennootschapsbelasting. En omdat zij dan een onderneming drijven, komen ze mogelijk toch weer in aanmerking voor de WBSO. Denk bijvoorbeeld aan een R&D-afdeling van een universiteit die, al dan niet in opdracht van derden, producten ontwikkeld voor commerciële toepassing (valorisatie). Vaak gebeurt dit ook in samenwerking met commerciële partijen.
Level playing field
Het kabinet doorzag deze mogelijkheid en heeft dit in het Belastingplan officieel de kop in ingedrukt. Als fiscalist vind ik dit zeer tegenstrijdig met het principe waarvoor de Vpb-plicht voor overheidsondernemingen in het leven is geroepen, namelijk: het creëren van een “level playing field” tussen overheidsondernemingen en commerciële bedrijven. De nieuwe Vpb-plicht voorkomt namelijk oneerlijke concurrentie, aangezien overheidsondernemingen eerder geen vennootschapsbelasting hoefden te betalen over hun “winst” en dat nu wel moeten. Door deze instellingen nu buiten te sluiten van de fiscale voordelen uit de WBSO, slaat de balans nu door naar de andere kant en wordt een oneerlijk speelveld gecreëerd door commerciële private ontwikkelingen te bevorderen. Het “level playing field” zou toch twee kanten op moeten werken?
Toch is het nog niet helemaal afgelopen met de WBSO voor publieke kennisinstellingen. Onder bepaalde voorwaarden kan een wijziging in de structuur namelijk toch een ingang betekenen voor de WBSO. En daarmee ook voor de Innovatiebox, waardoor belastingplichtige overheidsondernemingen net als commerciële innovatieve bedrijven effectief minder belasting betalen over de innovatieve winst. Het nieuwe Belastingplan 2016 perkt deze mogelijkheid helaas wel behoorlijk in.
Kennisinstellingen ook benadeeld bij btw
En dit brengt mij direct bij het volgende. Want niet alleen zijn er vraagtekens rondom de WBSO, ook zijn er veel onduidelijkheden op het gebied van btw-heffing bij publiek-private samenwerkingen. Dat subsidies en btw een complex onderwerp is, liet ik in een eerder artikel zien en helaas maakt de staatssecretaris van Financiën het er in zijn antwoord op eerdere Kamervragen niet veel duidelijker op.
De extra complexiteit zit hem nu vooral bij publiek-private samenwerkingen waar btw-heffing tot ongewenste consequenties kan leiden. Er zijn hier namelijk sprake van andere btw-regels. Onderwijsinstellingen kunnen vaak de btw niet in aftrek brengen, terwijl in de samenwerking wel btw-belaste prestaties worden verricht. Zoals ook door Ilse Zeemeijer is aangekaart in het Financieele Dagblad van 24 juli 2015, kunnen de verschillende btw-regels de samenwerking extra duur maken. De staatsecretaris erkent het probleem, maar komt helaas niet met oplossingen. Het zijn volgens hem namelijk concrete situaties, waar door de wettelijke geheimhoudingsplicht niet kan worden ingegaan. Hij raadt organisaties aan om in gesprek te gaan met de eigen belastinginspecteur. Er lijkt dus sprake te zijn van een status quo-situatie, waarbij op voorhand geen duidelijkheid verstrekt wordt vanuit de overheid.
Door het nieuwe Belastingplan worden publieke kennisinstellingen (met een onderneming) volgens mij dus dubbel benadeeld ten opzichte van commerciële bedrijven. En ondanks dat deze overheidsondernemingen straks wel vennootschapsbelasting moeten betalen, lopen ze nu de WBSO mis. Bovendien worden de publiek-private samenwerkingen ontmoedigd door de nieuwe btw-regels. Dit staat wat mij betreft haaks op het principe om een gelijk speelveld te creëren tussen overheidsondernemingen en commerciële bedrijven. Je krijgt dan nu toch een oneerlijke concurrentiepositie van commerciële bedrijven ten opzichte van overheidsondernemingen!?
[Door: Mr. Raymond Schuwer, fiscalist bij PNO Consultants]