Lening aan Spaanse vennootschap voor pand was bij aangaan zakelijk
X (belanghebbende) was in 2010 enig aandeelhouder van de in Spanje gevestigde vennootschap SL. Zij heeft in 2004 een lening van € 363.596 verstrekt aan SL ter aankoop en afbouw van een pand. Na afbouw is het pand als vakantiehuis verhuurd. De opbrengsten waren net voldoende om de kosten van huurbemiddeling en dergelijke goed te maken. De verschuldigde rente op de lening is daardoor steeds op de hoofdsom bijgeschreven. De vordering van X op SL beliep eind 2010 € 461.344.
In 2008 is het pand te koop gezet en in 2011 verkocht voor € 210.000. Na aftrek van de verkoopkosten is € 194.557 aan X overgemaakt ter gedeeltelijke aflossing van de lening. SL is in 2011 ontbonden.
In geschil is of een voorziening (van € 246.352) wegens oninbaarheid van de lening ten laste van het inkomen uit werk en woning over 2010 gebracht kan worden.
Hof Den Bosch oordeelt dat de lening aan SL onder de terbeschikkingstellingsregelin
De Inspecteur, op wie de bewijslast rust, heeft met hetgeen hij heeft gesteld niet aannemelijk gemaakt dat door X, door het aangaan van de lening, een debiteurenrisico werd gelopen dat een onafhankelijke derde ten tijde van de verstrekking van de lening niet zou hebben genomen. De voorziening wegens oninbaarheid van de lening kan ten laste van het inkomen uit werk en woning gebracht worden.
(Bron: Fiscanet)