LB-naheffingsaanslagen terecht opgelegd aan Belgische vennootschap
Het Belgische bedrijf houdt zich bezig met de verkoop, aanleg, onderhoud en reparatie van brandbeveiligingssystemen en sprinklerinstallaties. In de onderhavige jaren zijn door belanghebbende sprinklerinstallaties aangelegd in opdracht van een Nederlandse BV. De werkzaamheden vonden plaats in Amstelveen, Rotterdam en Eemshaven. De werkzaamheden zijn uitgevoerd door werknemers van het Belgische bedrijf. Die hebben de Belgische nationaliteit, wonen in België en zij aldaar sociaal verzekerd.
De rechtbank oordeelt dat sprake is van werkzaamheden als bedoeld in artikel 6, derde lid, onderdeel b, van de Wet LB. Op grond daarvan had de Belgische vennootschap voor de uitoefening van haar bedrijf een fictieve vaste inrichting in Nederland en is zij fictief inhoudingsplichtige. Nederland is in de verhouding met België ook bevoegd te heffen, omdat de Nederlandse vennootschap met betrekking tot de in Nederland verrichte werkzaamheden kan worden aangemerkt als de materiële werkgever van de werknemers van de Belgische vennootschap. Het in artikel 26b van de Wet LB voorgeschreven anoniementarief is terecht toegepast.