Kosten voor opzetten mislukte kledingwinkel aftrekbaar
Belanghebbende (X) heeft in 2014 getracht een kledingwinkel op te zetten. Daartoe heeft zij een winkelruimte gehuurd, deze ruimte ingericht en kleding ingekocht. De kosten die zij in 2014 ten behoeve van de winkel heeft gemaakt bedragen € 19.612 en zijn gefinancierd door haar toenmalige echtgenoot.
Door omstandigheden bij de Turkse leverancier is de ingekochte kleding niet geleverd. Voorts beschikte X, nadat haar huwelijksrelatie was verbroken, niet langer over financiële middelen om in haar zaak te investeren. Nadat een kredietaanvraag bij afwezigheid van een borgsteller was afgewezen, heeft X haar activiteiten nog in 2014 gestaakt.
X heeft bezwaar gemaakt tegen de aan haar ambtshalve opgelegde aanslag IB/PVV 2014. Zij stelt dat de Inspecteur de kosten voor het opzetten van de winkel ten onrechte niet in aanmerking heeft genomen.
In geschil is in de eerste plaats of de activiteiten van X een bron van inkomen vormen.
Volgens Rechtbank Den Haag is er geen aanleiding om te veronderstellen dat geen sprake is geweest van een objectieve voordeelsverwachting. De Rechtbank acht een bron van inkomen aanwezig. De Inspecteur heeft de kosten ten onrechte niet in aanmerking genomen.
Met het drijven van een winkel in de door X beoogde vorm en omvang zal in de regel sprake zijn van winst uit onderneming. In de niet nader onderbouwde stelling van de Inspecteur dat sprake is van resultaat uit overige werkzaamheden ziet de Rechtbank geen aanleiding om daar in het onderhavige geval van af te wijken. X maakt echter niet aannemelijk dat zij aan het urencriterium heeft voldaan.
Aan X is een verzuimboete opgelegd omdat zij geen aangifte heeft gedaan. De Rechtbank vernietigt de verzuimboete. Zij acht aannemelijk dat X de aanmaning, in verband met een verhuizing, niet heeft ontvangen.
(Bron: Fiscanet)