Klager haalt ook in derde tuchtzaak rond Veri Soda bakzeil

Ook een derde tuchtzaak in het debacle rond de fabrikant van een frisdrank zonder suiker blijft zonder resultaat voor de klager. Deels een herhaling van zetten en voor het overige ongegrond, zo oordeelt de tuchtrechter.

Door Michiel Satink

Zaaknr. 22/1287

Veri Soda moest de Amerikaanse markt veroveren met suikervrije frisdrank maar verdween enkele jaren terug alweer na interne ruzies van de markt. Volgens de klager en medeoprichter is het bedrijf mede de nek omgedraaid door een verkeerde voorstelling van zaken. Dit omdat zeven miljoen dollar al werd afgeschreven door het trustkantoor dat Veri Soda beheerde en waarvoor de accountant werkte, zonder dat er een uitspraak van een faillissement lag. “Sterker nog, het bedrijf had geen schulden op de balans en kon dus onmogelijk failliet worden verklaard'', zo zei hij op de zitting in januari.

Twee eerdere klachten werden ongegrond verklaard. Omdat de klager ook al bij het hof bakzeil haalde, zat het gezegde 'driemaal is scheepsrecht' er niet in. Een derde klacht vond hij noodzakelijk omdat de tuchtrechter eerder iets over het hoofd zag, vond hij, namelijk dat de accountant als kwaliteitsbewaker van het trustkantoor dat Veri Soda beheerde ook gezien mag worden als eindverantwoordelijke. “Zij is als enige accountant binnen dat trustkantoor werkzaam en is zo de normadressaat'', zei de klager.

De klager ziet het trustkantoor als een accountantskantoor. De beklaagde had moeten zorgdragen voor een deugdelijk kwaliteitssysteem, omdat zij als enige accountant binnen de organisatie is aan te merken als 'beleids- en kwaliteitsbepaler'. Een deugdelijk kwaliteitssysteem was er niet, meende de klager. Ook nam ze geen maatregelen bij het niet-integer handelen van anderen. Volgens de tuchtrechter is er pas van een accountantskantoor sprake wanneer er ,,binnen de organisatie assurance-opdrachten of aan assurance verwante opdrachten worden uitgevoerd''. Dat was bij het trustkantoor niet het geval. Dus is hier geen sprake van een accountantskantoor. Hieruit volgt dat de beklaagde accountant niet kan worden aangemerkt als beleids- en kwaliteitsbepaler met daaruit volgende de verplichting dat zij voor een deugdelijk kwaliteitssysteem moest zorgen. Dit klachtonderdeel is daarom ongegrond, oordeelde de Accountantskamer.

De klager meende dat de beklaagde accountant geen afstand nam van haar twee leidinggevenden die verantwoordelijk zouden zijn voor directiefraude. Zij koos er zelfs voor om ze te verdedigen ,,en daar mee samen te spannen''. Ze nam kritiekloos stellingen van één bron over zonder eigen nader onderzoek en verleende daarmee medewerking ,,aan het verspreiden van misleidende informatie en het geven van een onjuist en niet getrouw beeld van de jaarrekeningen''. Zoals de advocaat van de beklaagde ook al betoogde is dit een herhaling van zetten, zo oordeelt de tuchtrechter. In de eerder verloren zaak kwam dit verwijt ook al voor dus buigt de Accountantskamer zich niet opnieuw over dat verwijt.
 

Gerelateerde artikelen