Klagende accountant loopt blauwtje bij CBb
Het CBb is met de Accountantskamer van oordeel dat onvoldoende grond bestond voor het doen van uitlatingen over vermeend onzorgvuldig handelen van de curator alsmede dat de bewoordingen waarmee de accountant het handelen van de curator heeft bekritiseerd suggestief en ongefundeerd zijn. De Accountantskamer was niet gehouden om nader onderzoek te doen naar de (onjuist)heid van die uitlatingen. De grieven falen. Het hoger beroep is ongegrond.
Het faillissement van het Eindhovense Vannel en een aantal vennootschappen werd in maart 2012 uitgesproken. De accountant besloot na eigen onderzoek crediteuren van het failliete bedrijf aan te schrijven. Hij gaf aan dat ze via de curator niets van hun vordering hoefden terug te verwachten. Zouden ze hem in de arm nemen, dan viel er voldoende uit de boedel te halen.
Via de rechtbank deed hij tevergeefs het verzoek de curator van deze zaak te halen. Hij meende dat deze onvoldoende oog had voor de belangen van de crediteuren. De curator besloot vervolgens een tuchtzaak aan te spannen tegen de accountant. De man zou onder meer de beginselen van objectiviteit, zorgvuldigheid en professioneel gedrag hebben geschonden door zich tegen de klager en derden neerbuigend uit te laten over de curator. Bovendien ontbrak elke grondslag voor de uitlatingen die hij deed.
De Accountantskamer stelde in juni 2013 dat de accountant zijn uitlatingen inderdaad niet met bewijsstukken wist te onderbouwen. Dat gold onder meer voor zijn stelling dat crediteuren niets hoefden te verwachten van de verrichtingen van de curator. Opvallend was destijds dat de accountant ter zitting zei wel over dergelijke bewijsstukken te beschikken, maar dat hij deze niet prijs wilde geven. De tuchtrechter vond dit getuigen ‘van een ernstige mate van onzorgvuldigheid’ omdat van een accountant verlangd mag worden dat hij dergelijke uitlatingen deugdelijk onderbouwt. Dergelijke suggestieve en ongefundeerde uitlatingen kunnen gezien worden ‘als schadelijk voor het accountantsberoep’. De Accountantskamer legde de maatregel van berisping op.
Ten aanzien van deze opgelegde tuchtrechtelijke maatregel wijst het CBb erop dat de door de Accountantskamer aan de accountant gemaakte verwijten in stand blijven aangezien de daartegen gerichte grieven falen. De accountant heeft gehandeld in strijd met de fundamentele beginselen van deskundigheid en zorgvuldigheid en van professioneel gedrag. De aard en ernst van dit handelen zijn naar het oordeel van het CBb zodanig dat daarmee het accountantsberoep in diskrediet is gebracht. Het CBb acht het zorgwekkend dat de accountant de ernst van zijn handelen nog steeds niet lijkt in te zien. Naar het oordeel van het CBb is de door de Accountantskamer op grond van de verwijten opgelegde maatregel van berisping passend en geboden te achten.
Onlangs stond ´de zaak Vannel´ trouwens weer op de rol van de Accountantskamer. De accountant die hierboven wordt vermeld daagde dit keer de accountant die in opdracht van de curator het faillissement onderzocht voor de tuchtrechter. Had die accountant zijn werk goed gedaan, dan had de tuchtrechter nooit de hierboven besproken berisping uitgesproken, zo meende de klagende accountant.