Klachten tegen RA, executeur én ex-zwager ongegrond
Dit blijkt uit de vonnissen in twee klachten die een voormalige schoonzus tegen de man had ingediend.
Zaaknrs. 18/932 en 18/2082
Accountantweek publiceerde in februari het volgende over deze zaak: "RA draait, liegt en bedriegt"
Volgens de ex-schoonzus, moeder van een minderjarige zoon die, net als de RA, deelt in de erfenis, heeft de RA als ‘boekhouder’ en executeur van haar voormalige schoonouders in dertig jaar bij elkaar liefst 322.000 euro verdonkeremaand. Hij zou dit onder meer hebben gedaan door geld te pinnen van de rekening van zijn ouders. Een klacht daarover heeft het tuchtcollegestond begin november behandeld. Ze klaagde daarin ook dat er verschillende boedelbeschrijvingen zouden bestaan.
Vlak na de mondelinge behandeling van deze eerste klacht diende de vrouw een tweede klacht in. In deze tweede klacht betichtte zij haar ex-zwager van leugens. De RA zou bij de Accountantskamer hebben verklaard dat hij als executeur-testamentair veel bank- en andere financiële zaken voor zijn ouders regelde, ook toen (schoon)vader nog leefde – moeder was al eerder overleden. In een door de schoonzus tegen hem aangespannen civiele procedure zou hij dit vlak daarop weer hebben ontkend.
“Deze RA draait, liegt en bedriegt. Dat doet hij structureel,” fulmineerde de advocaat van de klaagster destijds. “Dat is in strijd met het tuchtrecht. Wat een RA zegt moet boven alle twijfel verheven zijn. Of hij dat nu doet in zijn rol als accountant of als executeur-testamentair doet niet ter zake.”
Volgens de advocaat van de RA was de schoonzus met haar klacht bij de Accountantskamer aan het verkeerde adres. “De raad heeft ruime bevoegdheden, maar of dit er ook onder valt, ik betwijfel het.”
Het tuchtcollege hielp de advocaat van de RA uit de droom. De klachten zijn beide grotendeels wel ontvankelijk – alleen niet waar het de periode van voor 2013 betreft, dit in verband met de verjaringstermijn.
Maar de klachten zijn ongegrond, luidden de vonnissen. De accountantskamer achtte niet bewezen dat de RA zich geld uit het vermogen van zijn ouders zou hebben toegeëigend. Dat er meerderde boedelbeschrijvingen bestaan met kleine verschillen wijdde het tuchtcollege aan ‘slordigheden’; niet in strijd met het tuchtrecht.
Voor wat betreft de vermeende discrepantie tussen de uitlatingen van de RA tijdens de zitting bij de Accountantskamer en in het verweer bij de civiele procedure over de werkzaamheden voor zijn ouders was het tuchtcollege ook helder: het verweer was beknopter, maar niet in strijd met het gezegde ter zitting in die zin dat er sprake was van onjuistheden of onwaarheden.
Auteur: Jan Smit/Juridisch Persbureau Zwolle
Lees hier meer over tuchtzaken en uitspraken.