Klacht van fraude niet aannemelijk gemaakt
De betreffende stichting ontwikkelt en produceert materialen voor sociale vaardigheidstrainingen en agressieregulatie volgens de zogeheten Goldstein-methodiek. De accountant was de penningmeester. Volgens de klager nam de accountant in de jaarrekening 2012 twee keer 13.500 euro en een keer 5.000 euro op als kosten terwijl hier geen facturen tegenover stonden. Hierdoor viel het resultaat van de stichting lager uit en kreeg de klagende bestuurder minder uitgekeerd. Dit is door de klager als fraude betiteld.
Een rechtbank oordeelde eerder dat het hier niet om kosten van derden ging maar om kosten van ondernemingen van bestuurders van de stichting. Volgens de klager had de RA nader onderzoek moeten doen naar deze kosten. Tussen bestuurders van de stichting was sprake van een conflict waarvan de RA niet op de hoogte was. Dat het hier om kosten van ondernemingen van de bestuurders ging, wist hij niet en hoefde hij niet te weten. De RA was verteld dat de facturen deels betrekking hadden op de financiële afwikkeling met een voormalige bestuurder. Hierbij waren kosten gemaakt door de ondernemingen van de twee bestuurders welke waren doorbelast aan de stichting.
De factuur van 5.000 euro had betrekking op 2011. De factuur kwam echter pas tot zijn beschikking na het opmaken van de jaarrekening van dat jaar. Dus zijn deze kosten verantwoord in 2012, hetgeen overeenkomst met de juiste handelswijze, aldus de Accountantskamer. De klacht is geheel ongegrond verklaard.
Lees ook:
• Accountant beticht van fraude in tuchtzaak
[Door: Michiel Satink / Juridisch Persbureau Zwolle]