Klacht tegen voormalige college ongegrond
Door Jan Smit
Zaaknr 23/1457
Lees ook Tuchtzaak accountants Blixem bv telefoonboek bv
Zowel klager als beklaagde, AA en tevens FFP, werkten van 1978 tot 1982 bij de Nederlandse Accountantsmaatschappij, de belangrijkste rechtsvoorganger van het huidige Deloitte in Nederland. Betrokkene bleef daar werken, werd partner bij Deloitte en verkaste vervolgens naar Mazars. Klager ging verder als ondernemer. Hij richtte Geldersch Beheer op, een holding met onder meer internetbedrijf Blixem BV en Telefoonboek BV, een callcenter. Beklaagde was als accountant betrokken bij de oprichting van Blixem. Ook deed zijn kantoor de vpb-aangiften voor dit internetbedrijf.
In 2020 gingen deze vennootschappen failliet. De curator schakelde de AA in om de financiële situatie bij beide bedrijven in kaart te brengen. Een opdracht die de accountant volgens klager nooit had mogen aanvaarden vanwege mogelijke bedreiging van diens objectiviteit. Ook bevat het rapport van de AA volgens klager de nodige fouten en omissies.
Dat de objectiviteit van de accountant in het geding was, is volgens klager evident. Zij waren destijds bevriend, betoogde hij tijdens de zitting. “We zaten op een klein kantoor, gingen regelmatig samen borrelen en zijn zelfs wel eens samen dronken geworden. Ook zijn we samen naar de Rolling Stones geweest en naar de ijshockey. Dat riekt naar vriendschap.”
In de perceptie van de accountant lag dit toch iets anders. ‘Collega-kennissen’ was volgens de AA een betere omschrijving. “Bij die borrels betrof het bijvoorbeeld slechts een kleine groep. Ik hoorde daar niet bij.”
De ‘vriendschap’ was volgens klager niet de enige reden waarom de AA de opdracht van de curator nooit had mogen aanvaarden. In 2001 besloot hij de relatie met de accountant te beëindigen omdat hij niet tevreden was over diens werkzaamheden. “Een onplezierig afscheid,” aldus klager.
De AA en Marc Kelder, zijn advocaat, hadden duidelijk een andere visie. Volgens hen wist klager dat de accountant goed was in zijn vak en zich niet door hem met een kluitje in het riet zou laten sturen. Kelder destijds: “Pas wanneer mijn client klager de juiste vragen stuurt besluit hij de rechter-commissaris een lange brief te sturen waarin hij zijn grieven kenbaar maakt. Dit met maar een doel: mijn client beschadigen en hem lozen.”
De objectiviteit van de AA was volgens de advocaat sowieso niet in het geding. Immers, het betrof een COS 4400N opdracht. Daarbij is het niet aan de opsteller van het rapport, maar aan de gebruiker om de gepresenteerde feiten te beoordelen en/of daar iets mee te doen. En de gebruiker was de curator.
Daarnaast had de account volgens Kelder ook anderen geraadpleegd of hij de opdracht kon aannemen. Hij kaartte de kwestie aan bij de curator en bij de rechter-commissaris, maar ook bij diverse collega’s en bij de NBA. Tot twee keer toe. Allemaal gaven ze de AA groen licht.
De Accountantskamer gaat daarin mee. De tuchtrechters vinden dat er geen sprake was van een bedreiging van de objectiviteit en dat de AA er alles aan heeft gedaan om zich daarvan te vergewissen. Ook hoefde hij daar voordat hij de opdracht niet met klager te overleggen, aangezien klager geen beoogd gebruiker was van de rapporten. Dat de rapporten fouten zouden bevatten heeft klager volgens de tuchtrechter niet aannemelijk gemaakt.