Klacht tegen RA rond ‘misleidend rapport’ strandt ook in hoger beroep
Dat blijkt uit een vonnis van het College van Beroep voor het bedrijfsleven. De zaak draait om een geschil rond een bedrijf uit de tandheelkundige industrie uit het noorden van het land die ten onder ging. In opdracht van het gerechtshof deed de beklaagde registeraccountant onderzoek. Hij liet beide partijen reageren op een concept alvorens zijn definitieve rapport naar de raadsheren te sturen. Vervolgens liet de klager een contrarapport opstellen. De accountant die dat onderzoek deed, was ervan overtuigd dat de beklaagde RA met deze informatie tot andere conclusies zou zijn gekomen. De klager meende zelfs dat de beklaagde met zijn conclusies het gerechtshof had misleid.
Volgens de klager ging de Accountantskamer voorbij aan het feit dat de RA niet voldeed aan de voorwaarden van een assurance-opdracht. Het College meent dat een onderzoek van een accountant als gerechtelijk deskundige niet zonder meer aan te merken valt als assurance-opdracht. Bij een dergelijke opdracht dient de conclusie van de accountant om het vertrouwen in de uitkomst van een evaluatie of van een toetsing te versterken. Het rapport is in de gerechtelijke procedure van groot belang, maar over de uitkomst ervan kan in die procedure nog gedebatteerd worden. En als het optreden als gerechtelijk deskundige wel wordt opgevat als assurance-opdracht, dan hoeft deze niet te worden uitgevoerd volgens de voor assurance-opdrachten geldende regels. Dit blijkt uit de ‘leidraad deskundigen in civiele zaken’, meldt het College. Het gaat er daarin om dat als het rapport al bij de rechters ligt en er aanvullende verzoeken of opmerkingen komen, de onderzoeker kan melden dat hij daar niets mee kan. Hij heeft immers zijn onderzoek al verricht. Dergelijke verzoeken worden dan wel in de rechtszaak zelf behandeld.
Moest de registeraccountant dan nog iets met het contrarapport? Nee, stelt het College. Ze “gaat er dan ook van uit dat betrokkene met het uitbrengen van zijn deskundigenrapport zijn opdracht had voltooid en van hem nadien geen nadere werkzaamheden hoefden te worden gevergd”. Overigens had het gerechtshof het tweede rapport terzijde geschoven. Eindconclusie: klacht ongegrond.
Zaaknr. 13/791.
[Door: Michiel Satink / Juridisch Persbureau Zwolle]