Klacht tegen lid Accountantskamer afgewezen
Zaaknr. 20/710
Over deze zaak: Lid Accountantskamer nu zelf voor het hekje
Het verwijt dat een klachtenbehandelaar fouten van zijn kantoor onder het vloerkleed veegde, treft geen doel. De beklaagde is zelf lid van de Accountantskamer.
Leden van de Accountantskamer die actief zijn in het vak weten dat de kans aanwezig is dat ooit zij 'voor het hekje' belanden. In juli zat een van hen voor het eerst tegenover de tuchtrechter. Hij moest in zijn rol als directeur vaktechniek accountancy in 2017 en 2018 een oordeel vellen over het werk van een collega van de overname-afdeling van accountantskantoor Alfa. Zijn oordeel viel niet in goede aard bij de klager, die accountant is bij een beheersmaatschappij. De verkoop van een onderneming was in 2017 in een vergevorderd stadium toen de begeleider van de overname volgens de klager flinke steken liet vallen. Uiteindelijk ging de verkoop door, maar zijn werkgever had 4,5 ton kunnen besparen als de overnamebegeleider beter had opgelet, vindt hij.
De collega van de beklaagde was volgens de klager ondeskundig, deelde vertrouwelijke informatie met de verkoper, legde te weinig vast in een dossier, was onzorgvuldig en wist listig te voorkomen dat hij verantwoording af moest leggen. De beklaagde oordeelde uiteindelijk dat de klachten niet gegrond zijn. Op één onderdeel gaf hij de klager gelijk: het meesturen van een mailstring – de 'vertrouwelijke informatie' – had niet gemoeten. Van vertrouwelijke informatie was hier geen sprake, oordeelde hij, want vrijwel alles was al bekend bij de verkoper. De klachtenbehandelaar zag hierin geen verband met een geclaimde schade van 452.000 euro. De klager stapte vervolgens nog wel naar de Raad van Tucht Nederlands instituut voor Register Valuators. Die legde een waarschuwing op, maar die uitspraak werd in beroep eind juli vorig jaar door de Raad van Tucht vernietigd. Een mail van de klachtenbehandelaar met het verzoek om in overleg tot een oplossing te komen, werd beantwoord met een tuchtklacht bij de Accountantskamer.
Volgens de klacht heeft het accountantskantoor er onder zijn leiding alles aan gedaan om een toezegging niet na te komen. Die toezegging is de uitkering van verwijtbare schade. Als klachtenbehandelaar schreef hij bewust naar de conclusie toe dat zijn collega geen fouten had gemaakt. Daarbij handelde hij als accountant niet in het algemeen belang, wat hij wel hoort te doen, zo luidt de klacht. Bovendien was zijn rapport in sterke mate onjuist en misleidend. Hoewel de klager spreekt over een onafhankelijk klachtenbehandelaar, was de betrokkene dat niet. Hij maakte zelf deel uit van het accountantskantoor. De betrokkene stelde dan ook geen onderzoeksrapport op, zoals klager het noemt, maar slechts een reactie namens het kantoor op de aansprakelijkheidstelling. ,,De brieven van betrokkene van 19 januari 2019 en van 20 maart 2019 behelzen een partijstandpunt in een civielrechtelijk twistpunt'', stelt de Accountantskamer vervolgens. De Verordening Gedragsregels voor Accountants heeft voor de grondslag van die beslissing geen nadere voorschriften. Met andere woorden: hierover kan en hoeft de tuchtrechter geen oordeel vellen.
Blijft het verwijt over dat de betrokkene niet integer, niet objectief en niet vakbekwaam handelde en onvoldoende onderzoek deed naar de handelswijze van zijn collega.
De betrokkene heeft de klacht vooral behandeld in het licht van de aansprakelijkheidstelling. Hij bekeek vooral of er een verband is tussen 'fouten' die zijn collega maakte en de geopperde schade. Die 'beperkte blik' stond hem vrij: tussen hem en de klager was geen zogeheten opdrachtrelatie. Bovendien waren over het doel van het onderzoek vooraf afspraken gemaakt. De beklaagde had dus niet de opdracht een diepgaand onderzoek te doen, zoals de klager meende.
De klacht is deels niet-ontvankelijk, deels ongegrond verklaard.