Klacht student accountancy over niet beoordelen essay door praktijkbegeleider ongegrond
Klager is per 1 oktober 2011 bij het kantoor in dienst getreden als senior assistent accountant. Op dat moment was hij in opleiding voor accountant-administratieconsulent, welke opleiding hij bij het kantoor heeft voortgezet. Een RA was daarbij de praktijkopleider. Omdat die weigerde achteraf nog eens een essay te beoordelen, maakte de student de gang naar de tuchtrechter. De klacht richtte zich tegen de begeleidende registeraccountant en een collega, mede eigenaar van het betreffende kantoor. Bij de Accountantskamer bleek maandag 13 april 2015 dat de klager zelf wel lang getalmd heeft met zijn studie.
De klager werkte bij het accountantskantoor in de verwachting dat hij daar zijn studie zou kunnen voltooien. In april 2013 ontstond er een arbeidsconflict, dat in bijzijn van de kantonrechter leek te zijn opgelost. Partijen maakten de afspraak dat de begeleidende RA nog een praktijkopdracht in de vorm van een essay van de leerling zou beoordelen. Dat is gebeurd, maar een paar maanden later bleek dat de leerling nog een extra opdracht kreeg vanwege vaktechnische bedenkingen. Vanaf daar is het misgegaan.
In overleg met beroepsorganisatie NBA is er een stappenplan gemaakt om de leerling alsnog over de streep te halen. Hij mocht bij zijn voormalige werkgever stukken inzien van klanten, maar hij kreeg ze niet mee naar huis. De toon van de e-mail contacten tussen klager en betrokken registeraccountant werd al snel scherp van toon. ‘Is dat wel zo handig geweest’, zei de voorzitter van de Accountantskamer tijdens de zitting op 13 april tegen de klager.
Een bemiddelingspoging vanuit de zijde van de Accountantskamer strandde. De beklaagde had geen vertrouwen in de accountant in opleiding, omdat die zich stelselmatig niet aan afspraken heeft gehouden. Dat aspect lag ook ten grondslag aan het arbeidsconflict.
De Accountantskamer stelt nu in de uitspraak over de weigering van de praktijkbegeleider om een extra essay te beoordelen dat dit in de gegeven omstandigheden alleszins te billijken is en binnen de aan een accountant toekomende vrijheid valt om in zakelijke betrekkingen een civielrechtelijk standpunt in te nemen. De tegen de kantoordirecteur ingediende klacht is wegens gebrek aan samenhang met het aan de praktijkopleider verweten handelen al ongegrond.