Ook vierde klacht frauderende ambtenaar treft geen doel

De vier beklaagde accountants van KPMG stellen dat de ambtenaar met deze vierde klacht het tuchtrecht misbruikt.

Zaaknummers: 19/1996, 19/1997, 19/1998, 19/1999, 19/2030, 19/2031, 19/2032, 19/2033, 19/2075, 19/2076, 19/2077, 19/2078, 19/2164, 19/2165, 19/2166, 19/2167, 19/2289, 19/2290, 19/2291, 19/2292, 19/2421, 19/2422, 19/2423 en 19/2424

De vierde tuchtzaak van een inmiddels ex-ambtenaar van de gemeente Rotterdam tegen vier accountants die een fraude onderzochten heeft net als de vorige drie klachten geen doel getroffen.

De ambtenaar sluisde tussen 2009 en 2011 zeker 1,5 miljoen euro van de gemeente door naar zijn eigen portemonnee. Hij vroeg hiervoor bevriende kennissen met BV’s om als tussenstation te fungeren. Die tussenstations dienden facturen in, die door dezelfde ambtenaar namens Rotterdam werden geaccordeerd. Daarna stuurde de ambtenaar het tussenstation een factuur namens zijn eigen vennootschap voor een iets lager bedrag. Zo'n 1,5 miljoen euro, bedoeld voor bestrijding van de jeugdwerkloosheid gingen dus naar de bankrekening van de ambtenaar, zonder dat er prestaties tegenover stonden en op basis van onjuiste facturen, zo luidde de conclusie van KPMG. 

In 2015 bepaalde de rechtbank in Rotterdam dat de man de gemeente dat bedrag terug moest betalen. In de strafzaak kreeg hij dit jaar een celstraf opgelegd.

Misbruik
Tot drie keer toe stapte de ex-ambtenaar tevergeefs naar de Accountantskamer. Zijn vierde klacht zou in juni dit jaar dienen, maar wegens ziekte ging die niet door. De tuchtrechter gaf toestemming de zaak schriftelijk af te doen. De vier beklaagde accountants van KPMG stellen dat de ambtenaar met deze vierde klacht het tuchtrecht misbruikt. Het gaat telkens om hetzelfde dossier waarover de tuchtrechter immers al geoordeeld heeft. Bovendien staat in het reglement van de Accountantskamer dat het de bedoeling is dat een klager zijn klachten bundelt en niet 'uitsmeert' over meerdere, verschillende procedures. De drempel om naar de tuchtrechter te stappen, is echter laag. Pas als de klachten bedoeld zijn om de betrokkenen in persoon of financieel te treffen, dus los van de professionele dienst die hij of zij leverde, dan is er sprake van misbruik van tuchtrecht. Daar is hier echter geen sprake van, aldus de Accountantskamer.

Het eerste deel van de in totaal 16 klachtonderdelen gaan over verklaringen afgelegd tegenover de onderzoeksrechter in de strafzaak tegen de ambtenaar. Een van de accountants verklaarde in een verhoor in juli 2019 over het ontbreken van een regeling in de jaren 2009 tot en met 2011 met betrekking tot mandaten en bevoegdheden van budgethouders en dat ze daarom het werk van de klager getoetst heeft aan de regeling uit 2013. Volgens de klager heeft de accountant hier tegenover de onderzoeksrechter gelogen. Er is namelijk geen informatie achtergehouden. Maar het feit dat haar verteld is dat er geen regeling was, betekent niet dat haar destijds informatie is achtergehouden, stelt de Accountantskamer. Ook meende de ambtenaar dat de andere accountants vragen hierover van hem hadden moeten beantwoorden. Ook hiermee is de tuchtrechter het oneens. ,,De Accountantskamer is van oordeel dat betrokkenen niet op grond van enig voorschrift verplicht waren om alle vragen, zoals deze door klager waren geformuleerd, te beantwoorden. Klager was immers geen opdrachtgever van betrokkenen.''

Woordspelletjes
De ambtenaar voelt zich in het ootje genomen door de accountants en hun advocaten. Ze 'spelen woordspelletjes' door onduidelijkheid te scheppen over wie namens wie spreekt. De klager reageert hiermee echter op correspondentie van de advocaten van de beklaagden. En daarover kan bij de Accountantskamer niet geklaagd worden. ,,Voor zover klager zich er over beklaagt dat betrokkenen woordspelletjes spelen, oordeelt de Accountantskamer dat dit onvoldoende is onderbouwd'', aldus de tuchtrechter.

Verder meende de klager dat de accountants twee persoonsgerichte onderzoeken uitvoerden waarbij zij in strijd met de Wet bescherming persoonsgegevens informatie over hem verwerkt hebben. Ze hebben in strijd met die wet bewijsmateriaal, namelijk de gespreksverslagen, verwerkt en gebruikt. Die klacht is niet-ontvankelijk omdat deze te laat is ingediend. Het onderzoek vond plaats in de jaren 2013 tot en met 2015 en hij had hierover binnen een termijn van drie jaar kunnen klagen. Met het indienen van een klacht hierover in 2019 is die termijn dus overschreden. Ook klaagde de ambtenaar opnieuw over onderdelen waarover de Accountantskamer en ook het College van Beroep voor het bedrijfsleven zich al eerder bogen. Zo klaagt hij dat de accountants de gemeente Rotterdam toestemming verleenden om hun concept-rapport uit maart 2015 te gebruiken bij de aangifte tegen hem. In april 2018 oordeelde de Accountantskamer dit klachtonderdeel al ongegrond. En hierover mag ze niet opnieuw een oordeel geven.

De ambtenaar meende dat de forensisch accountants persoonsgerichte onderzoeken verrichten zonder dat ze een vergunning op grond van de Wet particuliere beveiligingsorganisaties hadden. Deze wet bepaalt dat het verboden is om zonder de vergunning werkzaamheden als recherchebureau te verrichten of aan te bieden. Alleen bepaalde de overheid eerder al dat forensisch accountants als uitzondering gelden.

De uitspraak: Mediation moet eind maken aan ‘tijd en geld verspillende heksenjacht’ ex-ambtenaar

Gerelateerde artikelen