Klacht belastingadviseur tegen RA afgewezen
Door Jan Smit
Zaaknr. 20/1118
Wij schreven eerder over deze zaak: ‘Advies getuige-deskundige RA bij scheiding ondermaats’
De klacht van een belastingadviseur tegen een – inmiddels voormalige – RA die optrad als getuige-deskundige in zijn echtscheidingsprocedure is door de Accountantskamer deels ongegrond en deels niet-ontvankelijk verklaard.
Volgens klager stonden de twee conceptadviezen die de uit Eindhoven afkomstige ex-RA samen met een fiscalist heeft opgesteld vol fouten. Ook was de (klagende) belastingadviseur verbolgen over het feit dat het niet is gekomen tot een definitief advies.
De inmiddels acht jaar voortslepende echtscheidingszaak ligt inmiddels bij het gerechtshof. De affaire draait om de bepaling van de liquidatiewaarde van de BV van de belastingadviseur. Die is nodig voor de afkoop van het pensioen van de vrouw.
Het hof gelastte twee jaar geleden de inschakeling van een getuige-deskundige. De keuze viel op de RA, die al zo’n 35 jaar regelmatig als expert door de rechtbank en het hof in Den Bosch wordt ingeschakeld. De RA riep dit advies de hulp in van een belastingdeskundige in. Samen schreven zij twee conceptadviezen.
Volgens klager mankeert er veel aan deze rapporten. Hij noemde de auteurs ‘ondeskundig’ en ‘onprofessioneel’ en schakelde zelf drie ‘topdeskundigen’ in, onder wie een pensioenexpert die ‘zelfs minister Wiebes adviseert bij het uitfaseren van het pensioenstelsel’. Deze deskundigen concludeerden volgens klager unisono dat het advies van deze RA en fiscalist niet deugde.
In het advies staat onder meer dat de commerciële waarde van de pensioenverplichtingen moeten worden bepaald op datum echtscheiding. Volgens klager en zijn adviseurs moet dit gebeuren per actuele waarde. Ook is er in het advies niet geïndexeerd terwijl dit volgens hem wel had gemoeten en hebben de RA en de fiscalist een verkeerde berekeningsgrondslag gehanteerd.
Verder staan beide conceptadviezen volgens klager ‘bol van de aannames’. En die pakken veelal voordelig uit voor zijn ex, aldus de belastingadviseur tijdens de zitting. “De gevolgen zijn draconisch. Het geld gaat allemaal uit de BV en ik mag straks afrekenen met de fiscus.”
De RA en Marc Kelder, zijn advocaat, zien dat duidelijk anders. Volgens Kelder
hebben de klachten deels betrekking op de formulering van de vragen die het hof de RA als getuige-deskundige heeft voorgelegd. Daarin staat bijvoorbeeld dat ‘de commerciële waarde van de pensioenverplichtingen moeten worden bepaald op datum echtscheiding’. Kelder: “Mijn client geeft antwoord op de vragen van het hof. Als die niet deugen, valt dat niet mijn client aan te rekenen.”
Van eventuele partijdigheid van de accountant was volgens Koster evenmin sprake.
Dat het nooit tot een definitieve advies is gekomen, was volgens de advocaat een ongelukkige samenloop van omstandigheden. De fiscalist met wie de RA de conceptadviezen heeft geschreven, haakte af; bij haar echtgenoot werd een ernstige ziekte geconstateerd waardoor hij niet lang meer te leven had. De RA liet zich op 1 januari 2020 uitschrijven uit het register.
De Accountantskamer geeft de RA en zijn advocaat hierin gelijk. Volgens de tuchtrechters was het aan de civiele rechter om de getuige-deskundige te vragen om een definitief advies. Omdat dit niet is gebeurd kan volgens de tuchtrechters niet worden gesteld dat de RA tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.
Ook de andere klachtonderdelen zijn volgens het gremium grotendeels ongegrond. Van partijdigheid is bijvoorbeeld niets gebleken. Evenmin heeft klager ‘aannemelijk gemaakt dat het conceptrapport verwijtbare onjuistheden bevat of misleidend is’.