Kamervragen over daling OOB-kantoren

Bruins en Dik-Faber (beiden ChristenUnie) stellen vragen aan de ministers van Financiën en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

De berichten die de vragen betreffen zijn de daling van het aantal OOB-kantoren en de controle van woningcorporaties. 

In de brief is de aankondiging van Baker Tilly om te stoppen met OOB-controles nog niet meegenomen. Er wordt gesproken van zeven kantoren met OOB-vergunning. Na het stoppen van Baker Tilly zijn dat er nog slechts zes (naast de Big Four Mazars en BDO).

De vragen: 

1. Bent  u bekend met  het  bericht ‘Woningcorporaties worden al streng genoeg gecontroleerd’ 1) en het bericht ‘NBA bezorgd over  daling aantal OOB-kantoren’? 

2. Deelt  u de mening van de Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants (NBA) dat  de markt, met inbegrip van organisaties van openbaar belang (OOB’s), belang heeft bij een  breed en divers scala aan aanbieders?

3. Is het  waar dat  het  aantal accountantsorganisaties dat  beschikt over  een  OOB-vergunning per  1 juni nog maar zeven  is, waar dat  er eerder negen waren? Is inzichtelijk waarom dit aantal afneemt terwijl de vraag niet  lijkt af te nemen? Is inderdaad sprake van de beschreven onevenredige belasting van personen en middelen, met  name voor de relatief kleinere OOB-kantoren door  de hoge  gestelde eisen? Welke mogelijkheden ziet u om maatwerk toe te passen om het  naleven van eisen voor met  name relatief kleinere OOB-vergunninghouders werkbaar te houden?

4. Herkent u de in het  artikel geschetste reeds bestaande tekorten aan  accountants in het  OOB-segment? Deelt  u de conclusie dat  deze  tekorten waarschijnlijk verder zullen  toenemen bij vermindering van het aantal aanbieders?

5. Is het  waar dat  u met  de NBA in overleg bent over  de zorgen over  de OOB-kantoren? Aan welke mogelijkheden en maatregelen wordt gedacht? Indien dit op dit moment nog onduidelijk is, op welke termijn verwacht u hier  duidelijkheid over  te scheppen?

6. Hoe verhoudt de (aanstaande) schaarste aan  OOB-accountants zich tot het  voornemen om ook grotere woningcorporaties, netbeheerders, pensioenfondsen, de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW), de Koninklijke Bibliotheek (KB) en de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) aan  te wijzen  als organisaties van openbaar belang, waarmee deze  een  beroep zullen  moeten doen op OOB-accountants? Kunt u motiveren waarom de uitbreiding naar deze doelgroepen op dit moment noodzakelijk wordt geacht?

7. Is bij de in de brief  van 22 april  2019  beschreven kostenstijging van 10 procent voor accountantskosten van instellingen met  een  OOB-status rekening gehouden met  de toenemende vraag aan  OOB-accountants en het  afnemende aanbod? 3) Zo nee,  wat zou dan  een  verwachte kostenstijging zijn?

8. Is het  waar dat  de OOB-status voor bijvoorbeeld onderwijsinstellingen niet  geldt omdat er reeds afdoende gedetailleerde eigen wet- en regelgeving geldt op het  gebied van toezicht en accountantscontrole? Deelt  u de constatering dat  ook woningcorporaties inmiddels scherp worden gecontroleerd op de inachtneming van (financiële) regels door  de Autoriteit Woningcorporaties (AW) en het  Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW)?

9. Vindt u de huidige controle op woningcorporaties met  meer dan  5.000 woningen onvoldoende? Op welke  financiële regels worden woningcorporaties met  de OOB-status wel gecontroleerd, waar zij in de huidige situatie nog niet  worden gecontroleerd? Is dit voldoende noodzaak om een  stijging van 10 procent van de accountantskosten te rechtvaardigen, ook gelet op de opgaven voor corporaties op het  gebied van verduurzaming?

10. Vindt u, de schaarste aan OOB-accountants en de nauwkeurige controle door  de AW en het  WSW in overweging nemend, het  (op dit moment) noodzakelijk en gewenst om de OOB-status voor woningcorporaties met  meer dan  5.000 woningen in te voeren?

11. Bent  u bereid deze  vragen voor het  algemeen overleg Woningcorporaties op 4 juni 2019 te beantwoorden?

Gerelateerde artikelen