Jacht op witwassen met cryptogeld heeft dubieuze trekjes

Witwassen is niet meer wat het was. De sporttas vol contanten heeft plaatsgemaakt voor digitale wallets. Door anonieme wisseldiensten en mixers lijkt cryptovermogen lastig te traceren, maar de FIOD doet actief onderzoek naar deze digitale geldstromen. Er komen veel van deze zaken voor in onze fiscale en strafrechtpraktijk.
Voor wie wordt verdacht van crypto-witwassen is het speelveld radicaal veranderd. Niet alleen zijn de technische middelen van de opsporing sterk verbeterd, ook juridisch is sprake van een nieuwe werkelijkheid.
In het jaarverslag van de FIOD over 2024 krijgt digitale financiële criminaliteit expliciete aandacht. De FIOD noemt cryptovaluta een ‘structureel onderdeel van het crimineel financieel ecosysteem’. Mixers, privacycoins (moeilijk traceerbare coins zoals Monero) en decentrale wisseldiensten spelen daarbij een centrale rol.
De FIOD profileert zich als technisch specialist. Medewerkers worden opgeleid in blockchainanalyse, AI-tools worden ingezet om inbeslaggenomen data te analyseren en de FIOD werkt samen met internationale opsporingsdiensten en binnen Nederland onder andere met het Team High Tech Crime (THTC) van de politie. Zo werden in 2024 bijvoorbeeld twee grote cryptovaluta-wisseldiensten Cryptex en pm2btc offline gehaald.
Om beslag te kunnen leggen op de crypto werkte de FIOD samen met Chainalysis en Tether.io. De boodschap is duidelijk: cryptovaluta zijn niet langer onvindbaar. Beslaglegging leidt er toe dat de valuta op zijn minst jaren niet beschikbaar zijn, vaak ook worden zij onmiddellijk verkocht en in het ergste geval worden ze afgepakt.
Buitenlandse bevriezing van een wallet
Crypto stopt niet bij de grens, en de opsporing ook niet. In 2024 behandelde de FIOD 272 buitenlandse rechtshulpverzoeken met crypto als rode draad. Regelmatig komt een buitenlandse bevriezing van een wallet voor of beslag op digitale vermogensbestanddelen, zonder dat daar Nederlandse verdenkingen aan voorafgaan.
Opvallend is dat de FIOD niet alleen de klassieke verdachte in het vizier heeft, maar ook zogeheten facilitators. Denk aan:
- ondernemers die cryptobetalingen accepteren zonder (voldoende) KYC;
- jonge ‘geldezels’ die hun wallet ‘even uitlenen’;
- programmeurs die smart contracts schrijven waarmee anderen anoniem kunnen storten en opnemen.
Die brede benadering maakt dat ook goedwillende maar onvoorzichtige mensen en bedrijven in het strafrechtelijk vizier terecht kunnen komen. Zeker in een digitale context, waar transacties anoniem en grensoverschrijdend verlopen, ligt het risico op juridische betrokkenheid op de loer.
Kanttekening 1: subjectieve blockchainanalyse
Blockchainanalyse lijkt objectief, maar daar is behoorlijk wat op af te dingen. Veel analyses zijn gebaseerd op software van commerciële partijen zoals Chainalysis. De achterliggende algoritmes zijn niet transparant en de ‘wallet labels’ (bijvoorbeeld: afkomstig van darknet) waarop justitie vertrouwt, zijn niet verifieerbaar. Dat roept ook vragen op over of er wel sprake is van een eerlijk proces.
Laat in geval van een verdenking door de FIOD ruwe data, methode en context van de analyse kritisch te toetsen. Ook de vraag wanneer een transactie op de blockchain toerekenbaar is aan een specifieke persoon heeft veel ingewikkelde aspecten. Het walletadres is een sleutel, maar zonder aanvullende bewijzen zoals het IP-adres, toegang tot de seed-phrase etc. is niet zeker of iemand daadwerkelijk eigenaar is van een wallet.
Kanttekening 2: strafbaarheid faciliteren
Strafrechtelijk onderzoek richt zich ook op facilitators. Wanneer wordt het faciliteren van bijvoorbeeld mixers en privacycoins of het gebruik van een cryptoplatform zonder voldoende KYC-procedures als strafrechtelijk verwijtbaar gezien? Recent werd de oprichter van Tornado Cash nog veroordeeld tot ruim vijf jaar gevangenisstraf. Omdat de mixer was ontwikkeld zonder functionaliteiten die identificatie, controle of opsporing mogelijk maken. Volgens de rechtbank was het de mixer Tornado Cash die de link tussen een storting en een opname verbrak en daarmee de oorspronkelijke herkomst verhulde; witwassen dus. Het argument dat de gebruiker zelf koos voor het gebruik (en eventueel witwassen) en dat de leverancier van de mixer niet verantwoordelijk was, werd van tafel geveegd.
Er is sprake van een spanningsveld: zijn betrokkenen die platforms aanbieden, interfaces bouwen etc. slechts onderdeel van een (crypto)infrastructuur en in die zin neutraal? Of is betrokkenheid bij een crypto infrastructuur die door criminelen wordt gebruikt strafrechtelijk verwijtbaar? In dat laatste geval moet er wel sprake zijn van opzet of op zijn minst van het willens en wetens accepteren van het risico dat een ander jouw code of infrastructuur gebruikt voor witwassen.
Kanttekening 3: omkering bewijslast
Een cruciaal aandachtspunt is de wijze waarop het OM in witwaszaken de herkomstverklaring naar de verdachte schuift. In lijn met vaste jurisprudentie van de Hoge Raad kan van de verdachte worden verlangd dat hij bij een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen een concrete en verifieerbare verklaring geeft over de legale herkomst van zijn vermogen. Gebeurt dat niet of onvoldoende, dan kan dit worden meegewogen als belastend.
Bij crypto is dat extra problematisch. Veel early adopters beschikken niet over een sluitende administratie en sommige wallets zijn (bewust of niet) niet herleidbaar. Toch wordt het ontbreken van een verklaring steeds vaker door het OM opgevoerd als bewijsindicatie voor witwassen. In feite leidt dat tot een omkering van de bewijslast – iets dat haaks staat op het uitgangspunt van het strafproces. Het uitgangspunt is immers dat iedere verdachte onschuldig is tot het tegendeel bewezen is.
De FIOD lijkt klaar voor de digitale toekomst. Dat is terecht – maar van de verdediging mag dan ook worden verlangd dat zij die toekomst begrijpt en daar tegenwicht aan biedt.