Jaarverslagenanalyse: een op vijf VVT-organisaties in de rode cijfers
De cijfers zijn gebaseerd op de jaarcijfers van ruim 400 VVT-organisaties, die beschikbaar zijn via DigiMV. De sector is in 2014, ondanks de grote druk op de tarieven en de daling van het aantal intramurale klanten, nog in staat gebleken als geheel een positief netto resultaat te behalen van 1,7 procent. Maar de bodem lijkt bereikt.
Een jaar voor de grote zorgtransitie van 2015 is in de VVT-sector de verschuiving van intramuraal naar extramuraal een feit. Het aantal cliënten dat een compleet zorgpakket thuis (VPT) ontvangt stijgt fors (+ 60,2 procent). Het aantal intramurale cliënten daalde vorig jaar daarentegen met 8,0 procent, na eerder in 2013 ook al met bijna 7 procent te zijn gedaald. Zorginstellingen anticiperen op het teruglopende aantal intramurale cliënten door hun capaciteit te verlagen. Uitgedrukt in het aantal bedden/plaatsen is de capaciteit in de VVT-sector in 2014 met 2,3 procent afgenomen. Het aantal intramurale cliënten daalt sneller dan het aantal beschikbare bedden/plaatsen. Hierdoor neemt ook de bezettingsgraad af: van 96,2% in 2012 en 92,2% in 2013, naar 90,2% in 2014. Conform de trend van vergrijzing steeg vorig jaar het totale aantal cliënten van de onderzochte VVT-instellingen met 1,3 procent tot 466.299 cliënten.
Positief resultaat
Ondanks de negatieve vooruitzichten door aanhoudende druk op de tarieven en het dalende aantal intramurale patiënten heeft de VVT-sector als geheel in 2014 een positief resultaat behaald, dat vrijwel gelijk is aan het resultaat over 2013: de resultaatratio was 1,7 procent ten opzichte van 1,6 procent in 2013. De sector heeft de bedrijfsopbrengsten en de bedrijfskosten redelijk in balans kunnen houden. Dit geldt echter niet voor een groeiend aantal individuele zorgaanbieders. Er zijn grote verschillen tussen instellingen onderling. Het aantal zorgorganisaties dat in 2014 verlies leed, is zelfs opgelopen tot 20 procent (85) van de onderzochte organisaties. De verliezen worden met name veroorzaakt door de kosten van voorzieningen voor (toekomstige) reorganisaties. Daarnaast is terug te zien dat met name de exploitatie van de extramurale zorg onder druk staat. Andere organisaties die in de rode cijfers zijn beland, hebben fors moeten afschrijven op de waarde van hun vastgoed.
Kleine organisaties gezonder dan grote
Kleinere organisaties in de VVT (tot een omzet van 60 miljoen) doen het over het algemeen beter dan de grote instellingen als het gaat om resultaat en solvabiliteit (reserves). Over de hele linie is de solvabiliteit van de VVT-organisaties gestegen van 23,8 procent in 2013 naar 25,5 procent in 2014. Van de onderzochte VVT-organisaties zijn er 28 met een negatief eigen vermogen. 51 zorgorganisaties hebben een solvabiliteitsratio van 50 procent of meer. In veel gevallen betreft dit relatief kleine zorgorganisaties. Ook met betrekking tot de resultaten over 2014 doen de kleinere organisaties het met resultaatratio’s boven 2 procent beter dan het gemiddelde van de sector (1,7 procent) en zelfs een stuk beter dan organisaties met meer dan 300 miljoen euro omzet (1,2 procent).
Iets beter bij kas, maar liquiditeit blijft zorgelijk
De jaarcijfers 2013 gaven aanleiding voor alertheid rondom de liquiditeit. De budgetdruk, afschaffing van bevoorschotting, afwikkeling van reorganisaties en de terughoudendheid van banken vormden signalen dat in 2014 VVT-organisaties in liquiditeitsproblemen zouden kunnen komen. Voor enkele zorgorganisaties is dat ook werkelijkheid geworden. Voor de sector als geheel is echter sprake van een verbetering van de liquiditeit van 1,2 naar 1,4. De risico’s over de liquiditeit zijn echter onverminderd groot. Eén van de indicatoren dat de liquiditeit in 2015 verder onder druk komt te staan, is dat de voorzieningen in 2014 met ruim € 90 miljoen zijn toegenomen ten opzichte van 2013. Die zullen in 2015 voor een aanzienlijke negatieve cashflow zorgen. Daarnaast zijn banken steeds terughoudender bij het verstrekken van leningen en kredieten. Zorgorganisaties moeten investeringen uitstellen, deels op eigen initiatief, maar ook door het uitblijven van de benodigde financiering.
Rem op investeringen
De VVT-sector stuurt duidelijk op de kosten. De bedrijfslasten stijgen amper (met 0,2 procent). Opvallend is de forse rem op investeringen met een daling van ruim 16 procent. Als gevolg van teruglopende cliëntaantallen, onzekerheden in de bekostiging en terughoudendheid van banken bij financiering staat bij veel VVT-organisaties de rem op de investeringen.
Patiënt- en bewonersgebonden kosten staan het dichtst bij de kernactiviteit van VVT-organisaties, zoals kosten voor behandeling en behandelingsondersteunende functies en voor verpleging en verzorging. In 2014 zien de onderzochte VVT-organisaties deze kosten stijgen met 4,1 procent. Een stijging die groter is dan de toename in de bedrijfsopbrengsten en bovendien gepaard gaat met een teruglopend aantal intramurale cliënten in 2014.