Integriteit van de opdrachtgever

Eén van de vorige blogs ging over het onderwerp Integriteit, of meer specifiek: de integriteit van de accountant. Integriteit is duidelijk zichtbaar opgenomen in de diverse regelgeving waar je als accountant mee te maken hebt, zoals de VGBA, NVKS en WWFT.

Dat blog ging over jouw en mijn integriteit.  De integriteit van de accountant en de integriteit van de opdrachtgever (verder: cliënt) zijn twee verschillende dingen. Maar, ze staan niet los van elkaar. Denk hierbij aan de passage uit de VGBA dat de accountant alert moet zijn op het in verband worden gebracht met het niet-integere gedrag van anderen, het zich distantiëren van niet-integer handelen en het niet betrokken raken bij onjuiste, onvolledige of misleidende informatie. De integriteit van de accountant reikt dus verder dan zijn of haar eigen neus. Wanneer een accountant of het accountantsberoep negatief in de pers komt (wat met enige regelmaat gebeurt), gaat hieraan vaak vooraf de situatie waarin sprake is van niet-integer handelen door de cliënt. En daar willen wij in dit blog de vinger bij leggen.

De accountant kan het in hem/haar gestelde vertrouwen niet alleen bereiken en alle betrokkenen bij de informatie hebben ieder een eigen rol bij het leveren van dat vertrouwen. Ondanks een integer optredende accountant kan er (bijvoorbeeld) toch verslaggeving ontstaan die geen getrouw beeld van de werkelijkheid geeft. Alle middelen die de accountant tot zijn beschikking heeft, kunnen een opzettelijke vervalsing van de administratie of het bewust maken van verkeerde inschattingen niet altijd ontdekken en tegengaan. Alleen als er óók sprake is van een integer handelende cliënt (lees: de verantwoordelijke voor de administratie en financiële verslaggeving) is er voldoende basis voor een integere verslaggevingi.

Je herinnert je wellicht het praktijkvoorbeeld uit de MKB-praktijk in het blog over de integriteit van de accountant nog wel. Het ging om een onderneming die te ruim inkocht voor projecten en de overgebleven voorraden op nihil waardeerde. Maar wanneer er in verband met een voorgenomen verkoop van de onderneming nieuwe tussentijdse cijfers nodig zijn, kent de ondernemer wel waarde toe aan deze restvoorraden. Uiteindelijk ging de verkoop van de onderneming niet door en werden de restvoorraden weer op nihil gewaardeerd.

Vragen die de accountant onder andere zou kunnen stellen zijn:

  • Waarom koopt een ondernemer meer dan hij nodig heeft?
  • Waarom wordt aan goederen op moment x een waarde van nihil toegekend, terwijl op moment x+1 aan dezelfde partij (én in gelijke status) ineens een (hoge) waarde wordt toegekend?
  • Hoe heeft deze klant de voorraadwaarde bepaald ten behoeve van de tussentijdse verkoop?
  • Waarom is een waardebepaling bij de tussentijdse verkoop wel mogelijk en bij het opmaken van de jaarcijfers niet?

In eerste instantie leek sprake te zijn van een verslaggevingsvraag, maar de hiervoor vermelde vragen geven je niet alleen meer zicht op het zogenaamde “feitencomplex”, het geeft je gelijk ook wat meer zicht op de vraag of de ondernemer nu integer is c.q. integer handelt. Hierin zit de veronderstelling besloten dat een niet-integere persoon vroeg of laat ook wel eens niet integer handelt. Het beoordelen van de integriteit van het cliënt-management is één van de misschien wel lastigste vraagstukken voor de accountant, en er hangt ook nogal wat vanaf. Bijvoorbeeld, daar waar het cliëntacceptatie betreft. Dan wordt de accountant ook geacht een weging van de integriteit van de cliënt te doen. En wanneer de opdracht is geaccepteerd, bevestigt de opdrachtgever dat deze op een open en transparante wijze toegang geeft tot personen en informatie die voor de accountant relevant zijn. Een belangrijk punt om voor jezelf als accountant na te gaan is de vraag: welke mensvisie hanteer ik? Als je dat wat scherper in beeld hebt, zul je ook een scherper beeld gaan ontwikkelen van hoe je de integriteit van de cliënt continu gedurende de uitvoering van de opdracht beoordeelt. 

In de kern kun je twee basisvarianten onderkennen van een mensvisie: (1) een meer neutrale (of positieve) variant waarin je geen specifieke (negatieve) verwachtingen hebt van over de integriteit van je cliënt, of (2) een houding waarin je op voorhand twijfels hebt over de integriteit van de cliënt. In de internationale literatuur wordt dit ook wel genoemd: de “neutral view” respectievelijk de “presumptive doubt view”. Een voorbeeld van dit als tweede genoemde uitgangspunt wordt gehanteerd door de internationaal befaamde gedragswetenschapper Dan Ariely, door sommigen wel genoemd als degene die beslist een Nobel prijs zou moeten krijgen voor al zijn experimentele onderzoekenii. In zijn boek “Heerlijk oneerlijk”iii  ontwikkelt hij de stelling, gebaseerd op de onderzoeken die hij heeft gedaan, dat in elk mens in beginsel oneerlijkheid (verminderde integriteit) schuilt, maar dat het wel afhankelijk is van de omstandigheden of deze oneerlijkheid zich ook uit in oneerlijk (niet integer) gedrag. En tegelijk is het gedrag van mensen ook in positieve zin te beïnvloeden (integer te handelen) als je gebruik maakt van passende triggers of primers.

Als je, net als Ariely, uitgaat van de “presumptive doubt view”, dan houd je er dus op voorhand rekening mee dat je in elke situatie geconfronteerd kunt worden met een potentiële fraudeur. Of je het eens bent met dit uitgangspunt doet nu even niet terzake (wij zijn er uiteraard wel in geïnteresseerd), maar het punt is wel dat een dergelijk uitgangspunt je er automatisch toe brengt om signalen van niet-integer gedrag sneller te herkennen, en daarmee ook aan de slag te gaan.

Als je het ons zou vragen, zou het best zinvol zijn om eens met een groepje “intellectueel kapitaal” te gaan zitten en te sparren over veel voorkomende signalen van niet integer gedrag. Dat helpt om het te herkennen als het zich voordoet. En als je het lastig vindt om zo “blank sheet” te beginnen, neem dan eens als vertrekpunt de volgende documenten:

  • Bijlage 1 (COS 240) Frauderisicofactoren
  • Bijlage 3 (COS 240) Voorbeelden van omstandigheden die wijzen op de mogelijkheid van fraude.
  • Praktijkhandreiking Corruptie.
  • Bijlage (Wwft) met subjectieve indicatoren.

Deze werkwijze zal je helpen om vaker voorkomende situaties sneller te herkennen, en tegelijk helpt het je om de (behoorlijk) complexe Controlestandaard 240 te “internaliseren”.

Met deze kennis en inzichten gewapend is het zinvol om voor je accountantskantoor een systematiek te ontwikkelen waarmee je het beoordelen van de integriteit van je cliënten als het ware standaardiseert. Elke situatie is ergens weer anders, maar met behulp van een standaard overzicht (vergelijkbaar met dat van de bijlagen van COS 240) ben je sneller in staat om die persoonsgebonden inschattingen te objectiveren. Het helpt jou (en de beleidsbepalers) om bij aanvang, gedurende, en aan het einde van de controle de integriteitsinschattingen goed te kunnen volgen. En ook in te grijpen daar waar nodig. Deze systematiek helpt je om aan meerdere wetten en verordeningen te voldoen: niet alleen de Controlestandaarden vragen dit, maar ook bijvoorbeeld de Wwft (artikel 3 vraagt om blijvende monitoring).

Is het lastig? Jazeker, inschattingen van integriteit vergen mensenkennis, levenservaring (en ook zelfkennis, maar dat terzijde). Maar het is niet ondoenlijk. Wij hopen je met het vorenstaande in ieder geval een handreiking te hebben geboden waar je in concreto mee aan de slag kunt.

[Drs. Jaschenka van Hout RA en dr. Niels van Nieuw Amerongen RA, V&A accountants-adviseurs]


i In de veronderstelling dat onbewust gemaakte fouten door de cliënt door de accountant worden ontdekt en vervolgens door de cliënt gecorrigeerd.
ii Vergelijkbaar met Daniel Kahneman, vooralsnog de enige Psycholoog die ooit een Nobelprijs (voor de Economie) kreeg.
iii Of in het Engels: “The honest truth about dishonesty”. Als je op deze titel zoekt in YouTube tref je een aantrekkelijk gevisualiseerd filmpje aan over de integriteit van mensen.