Inspecteur moet proceskostenvergoeding van € 20.000 betalen
Aan eiser (X) zijn navorderingsaanslagen IB/PVV en naheffingsaanslagen omzetbelasting opgelegd met verhogingen. De bezwaren van X zijn niet-ontvankelijk verklaard wegens een gebrek aan motivering. X heeft hiertegen beroep ingesteld. Hof Arnhem heeft op 29 juni 2005 uitspraak gedaan. Het Hof heeft de beroepen gegrond verklaard en heeft de zaken teruggewezen naar de Inspecteur.
Bij uitspraak op bezwaar van 15 juli 2016 heeft de Inspecteur de bezwaren opnieuw niet-ontvankelijk verklaard, dit keer wegens gebrek aan belang omdat de aanslagen niet meer zullen worden ingevorderd door de Ontvanger. In geschil is of de bezwaren terecht niet-ontvankelijk zijn verklaard.
Tevens is de hoogte van de proceskostenvergoeding en de hoogte van de immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van redelijke termijn (hierna: de IMSV) in geschil. Niet in geschil is dat X recht heeft op een proceskostenvergoeding en een IMSV.
Gelet op het arrest van de Hoge Raad van 12 mei 2017, ECLI:NL:HR:2017:844 is duidelijk dat X wel belang heeft, alleen al door de nevenbeslissingen over de proceskosten en de IMSV. De bezwaren zijn dus ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard wegens gebrek aan belang, oordeelt Rechtbank Gelderland. Omdat het (FIOD-)dossier met de onderbouwing van de aanslagen er niet meer is, heeft de Inspecteur ter zitting verklaard dat de aanslagen vernietigd dienen te worden.
De Rechtbank oordeelt dat de Inspecteur in vergaande mate onzorgvuldig heeft gehandeld, zodat er sprake is van een bijzondere omstandigheid als bedoeld in artikel 2, lid 3, Bpb. Zij neemt hierbij in aanmerking dat de Inspecteur tien jaar lang geen uitvoering heeft gegeven aan de opdracht van het Hof om opnieuw uitspraak op bezwaar te doen en bovendien het FIOD-dossier is kwijtgeraakt.
Gelet op alle omstandigheden stelt de Rechtbank de proceskostenvergoeding in goede justitie vast op € 20.000. Voorts heeft X recht op een immateriële schadevergoeding van in totaal € 10.500.
(Bron: Fiscanet)