Inspecteur maakt niet aannemelijk dat sprake is van een schrijf- of tikfout
De erfgenamen A, B en C (twee broers en éen zus van erflater) hebben in één geschrift aangifte gedaan voor de erfbelasting. Het aangegeven saldo van de nalatenschap bedroeg € 1.658.674, zodat de verkrijging per erfgenaam € 552.891 bedroeg.
De Inspecteur heeft aanslagen erfbelasting opgelegd aan de erfgenamen, berekend naar het tarief dat geldt voor afstammelingen in de eerste graad en de daarbij behorende vrijstelling. Nadat de Inspecteur zijn fout heeft ontdekt, heeft hij aan de erfgenamen een navorderingsaanslag opgelegd.
Bij Rechtbank Gelderland stellen de erfgenamen zich op het standpunt dat de Inspecteur bij het opleggen van de aanslag erfbelasting een beoordelingsfout heeft gemaakt en dat een dergelijke fout niet met toepassing van artikel 16, lid 2, letter c, AWR kan worden hersteld.
Naar het oordeel van de Rechtbank ligt het op de weg van de Inspecteur om bewijs te leveren voor zijn stelling dat er sprake is van een fout als bedoeld in artikel 16, lid 2, letter c, AWR (zie HR 26 maart 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL8877). Met hetgeen de Inspecteur in de gedingstukken en ter zitting heeft verklaard, is naar het oordeel van de Rechtbank niet aannemelijk geworden dat er sprake is van een zogenoemde schrijf- of tikfout waarop artikel 16, lid 2, letter c, AWR (mede) ziet.
Zo is in de aangifte geen keuze gemaakt voor een tariefgroep. Uit de aangifte blijkt slechts in welke (familie-)verhouding erflater en erfgenamen tot elkaar staan. De keuze voor een tariefgroep, middels toekenning van een cijfercode, is gemaakt door de medewerker bij invoer van de aangifte in het computersysteem van de Belastingdienst. Daarmee is naar het oordeel van de Rechtbank dan ook niet inzichtelijk geworden of deze medewerker een schrijf- of tikfout heeft gemaakt, dan wel dat sprake is van een onjuist inzicht in de feiten en/of het recht. De navorderingsaanslag wordt vernietigd.
(Bron: Fiscanet)