Inkomenseffecten vernieuwd GLB en kosten vergroening bekend

Minister Henk Kamp van Economische Zaken heeft de Tweede Kamer geïnformeerd over de inkomenseffecten van het met ingang van 2015 vernieuwde Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) en de kosten van vergroening.

Dit op basis van de resultaten van een onderzoek dat Wageningen Economic Research heeft uitgevoerd. Het onderzoek betreft een eerste analyse van de inkomenseffecten van het vernieuwde GLB dat vanaf 2015 zijn beslag heeft gekregen. De studie heeft betrekking op 2015, het eerste jaar van implementatie.

In de studie wordt ook ingegaan op de kosten van de vergroening. Onder het nieuwe GLB moeten landbouwers immers voldoen aan een aantal vergroeningsvoorwaarden: ze moeten ecologische aandachtsgebieden aanleggen, zorgen voor voldoende gewasdiversificatie en het areaal blijvend grasland in stand houden.

Inkomenseffecten

Het onderzoek laat zien dat de grootste veranderingen in de toeslagen/betalingsrechten tussen 2014 en 2015 optraden in de vleeskalverhouderij, op de zetmeelaardappelbedrijven en in de intensieve melkveehouderij, zoals verwacht bij de convergentie naar een gelijke hectarepremie, omdat deze bedrijven per hectare relatief hoge toeslagen ontvingen.

De vleeskalverbedrijven gingen er gemiddeld € 11.000 in inkomenssteun op achteruit, de zetmeelaardappelbedrijven gemiddeld € 7000 en de intensieve melkveehouderijbedrijven gemiddeld circa € 2000. De opengrondstuinbouw en akkerbouw (exclusief zetmeelaardappelbedrijven) gingen er in inkomenssteun op vooruit.

Voor alle land- en tuinbouwbedrijven samen maakt het gemiddeld ontvangen bedrag aan betalingsrechten per bedrijf in 2015 (€ 10.960) 28% uit van het gemiddelde inkomen uit bedrijf (€ 39.590) en 3,1% van de gemiddelde opbrengsten (€ 357.000) over 2011-2015. In de extensieve vleeskalverhouderij is het aandeel betalingsrechten in 2015 in het gemiddelde inkomen uit bedrijf het hoogst (57%), gevolgd door de zetmeelaardappelteelt (51%) en de gemengde bedrijven (50%).

Binnen bedrijfstypen bestaan grote verschillen in de historisch opgebouwde betalingsrechten. Daardoor pakt de convergentie naar een gelijke hectarepremie ook binnen deze bedrijfstypen verschillend uit. In de komende jaren zal het aandeel betalingsrechten in het inkomen voor deze sectoren door de convergentie naar verwachting verder dalen, aldus Kamp.

Kosten van de vergroening

In 2015 is er in Nederland in totaal voor € 712,8 miljoen aan directe inkomensondersteuning betaald aan de boeren. Van dit bedrag is 30%, € 210 miljoen, uitbetaald voor het realiseren van vergroeningsmaatregelen.

De studie van Wageningen Economic Research geeft inzicht in de kosten die de landbouwers moeten maken om aan de vergroeningseisen te voldoen. Daarbij is niet alleen rekening gehouden met de directe kosten, zoals de aankoop van zaaigoed, maar ook met inkomstenderving en administratieve lasten.

Wageningen Economic Research becijfert dat de totale kosten van de vergroening voor de Nederlandse landbouw in 2015 € 4,4 miljoen bedroegen, waarvan € 430.000 is toe te schrijven aan extra administratieve lasten. Wanneer deze kosten worden gerelateerd aan de vergroeningssteun (€ 210 miljoen), blijkt dat de steun de kosten zeer ruim overtrof: de kosten bedroegen slechts 2% van de vergroeningssteun.

Hierbij past wel de kanttekening dat specifieke groepen landbouwers merkbare kosten hebben moeten maken om aan de vergroeningseisen te kunnen voldoen. Dat was met name het geval bij:

  • akkerbouwers die hun verplichting op het gebied van ecologische aandachtsgebieden invulden met akkerranden;
  • akkerbouwers die in het verleden slechts één of twee gewassen in hun bouwplan hadden; en
  • melkveebedrijven met een substantiële hoeveelheid kwetsbaar blijvend grasland in Natura 2000-gebieden waarvoor een ploeg- en omzetverbod geldt.

Bij de eerste categorie akkerbouwers bedroegen de kosten in 2015 gemiddeld € 3000 per bedrijf en bij de tweede categorie akkerbouwers gemiddeld € 995 per bedrijf. Hoewel deze bedrijven substantiële kosten hebben moeten maken, werden deze ruim gecompenseerd door de ontvangen vergroeningspremie. De grotere akkerbouwbedrijven ontvingen in 2015 namelijk gemiddeld ruim € 5300 per bedrijf. Kleinere akkerbouwbedrijven zijn vrijgesteld van vergroeningsverplichtingen en ontvangen het vergroeningsdeel van de inkomenssteun dus zonder voorwaarden.

Voor bedrijven met een ploeg- en omzetverbod schat Wageningen Economic Research de jaarlijkse gemiddelde kosten op circa € 260 per bedrijf. Ook hiervoor geldt dat de vergroeningspremie de gemaakte kosten ruimschoots compenseert: melkveebedrijven ontvangen jaarlijks gemiddeld ongeveer € 6500 per bedrijf.

'Cijfers onderstrepen noodzaak voor omslag'

Zoals aangegeven in de kamerbrief van 3 juli 2017 is de regering van mening dat het GLB in de toekomst op een andere leest moet worden geschoeid. Bovenstaande cijfers, die slechts een zeer beperkte relatie laten zien tussen ontvangen steun en kosten voor maatschappelijke prestaties, onderstrepen de noodzaak voor zo'n omslag, aldus Kamp. Volgens de minister moeten de directe betalingen worden omgevormd tot gerichte ondersteuning voor maatschappelijke diensten. Binnen een kleiner wordend GLB-budget moeten de beperktere middelen in zijn geheel gerichter worden ingezet voor maatschappelijke doelen. Het doel zou niet langer moeten zijn om langs publieke weg rechtstreeks te voorzien in inkomen voor landbouwers, maar om landbouwers financieel te ondersteunen bij het leveren van diensten aan de maatschappij die door de markt onvoldoende worden gehonoreerd.

 

(Door: Vindsubsidies)

 

 

 

Gerelateerde artikelen