Inkomen huishoudens in 2016 met 1,4 procent gestegen
Dat meldt het Centraal Bureau voor de Statistiek in de publicatie Nederland in 2016.
De toename van het beschikbaar inkomen was kleiner dan in 2015. Kwartaalcijfers over het reëel beschikbaar inkomen worden bepaald door bij het verslagkwartaal de inkomens van de voorgaande drie kwartalen op te tellen (‘op jaarbasis’). Het cijfer over het vierde kwartaal komt dus overeen met het jaarcijfer.
Beloning van werknemers fors hoger
Een belangrijke bron van de inkomensstijging was het loon van werknemers, dit nam in 2016 met 8,1 miljard euro toe (+3,2 procent). De cao-lonen lagen 1,9 procent hoger dan een jaar eerder, de grootste toename sinds 2009. Deze toename komt voor een belangrijk deel voor rekening van de cao-sector overheid, waar de cao-lonen met 3,4 procent stegen. Ook het aantal banen van werknemers nam toe, met 112.000. Het inkomen van zelfstandigen nam eveneens toe, terwijl het aantal banen van zelfstandigen juist afnam (-13.000).
De aantrekkende economie en de hogere inkomsten van werknemers en zelfstandigen hebben er ook toe geleid dat het totaal van belastingen en sociale premies gestegen is. Ten opzichte van 2015 was de toename 7,1 miljard euro (+3,2 procent), dit heeft een drukkend effect op het beschikbaar inkomen. Ook inflatie heeft een negatief effect op de reële inkomens.
Consumptie en investeringen stijgen mee
Samen met het inkomen stegen ook de consumptie en de investeringen door huishoudens in 2016. De consumptieve bestedingen aan goederen en diensten nam met 1,7 procent toe, gecorrigeerd voor prijsstijgingen. De bruto investeringen van huishoudens lagen 18 procent hoger dan een jaar eerder, voornamelijk door meer aankopen van nieuwbouwwoningen.
Huishoudens hebben aan het eind van 2016 een hogere hypotheekschuld dan een jaar eerder. Aan het eind van het vierde kwartaal was de hypotheekschuld 664,4 miljard euro. Per saldo namen huishoudens voor 8,1 miljard euro meer hypotheken op dan ze aflosten. Deze toename van de schuld heeft in de eerste drie kwartalen plaatsgevonden, in het vierde kwartaal werd er per saldo afgelost. De opnames en aflossingen worden niet afzonderlijk waargenomen.
Tegenover de hogere schuld in 2016 stonden ook hogere spaartegoeden en overige deposito’s. Deze namen in 2016 met bijna 5 miljard euro toe. De spaartegoeden nemen doorgaans in de eerste helft van het jaar toe, onder meer door de ontvangen vakantiegelden, en de tweede helft van het jaar af. De afname in het vierde kwartaal van 2016 is met -3,9 miljard euro wel kleiner dan in eerdere jaren.