‘Ik zal moeten leren van mijn fouten’

Het onderzoek dat een accountant in opdracht van een curator verrichtte, was geen quick scan maar een persoonsgericht onderzoek. Met alle gevolgen van dien, betoogden de klagers maandag in een zitting bij de Accountantskamer. De accountant betoogde spijt voor enkele gemaakte fouten.

De accountant werd door de curator van een gefailleerd communicatiebureau gevraagd onderzoek te doen naar de administratie van het bedrijf. Het bedrijf was voor het faillissement in een juridisch conflict met een opdrachtgever terechtgekomen en werd daarin bijgestaan door adviesbureaus van klager. De twee bedrijven van de klager hadden een belangrijk aandeel in de tekorten van het gefailleerde bedrijf, ontdekte de accountant. “In de bijna twee jaar voorafgaand aan het faillissement werden dienaangaande zeer substantiële bedragen gedeclareerd”, staat in het faillissementsverslag. De curator vroeg vervolgens of de accountant dat onderzoek uit wilde breiden.

Daarmee werd het een persoonsgericht onderzoek, betoogde de raadsman van de klagers. De beklaagde “had zich voor de opdrachtaanvaarding moeten afvragen met welk doel de curator de opdracht verstrekt had: hij wilde een belastend rapport.” Van louter een onderzoek naar de feiten was evenmin sprake. “Het rapport beschrijft stellige conclusies van bevindingen en verleent de gebruiker een zekere mate van zekerheid.” Volgens het rapport zou de klager feitelijk leidinggevende zijn van het gefailleerde bedrijf. En zo speelde hij dus een cruciale rol in het faillissement. Een rol die de klager ten stelligste ontkende.

‘Dubieus’

De raadsman noemde het rapport 'bedenkelijk dubieus'. Het leidde tot onjuiste aantijgingen die zeer belastend voor klagers waren. “Het is dubieus dat de verweerder zich alleen op de klager richtte en andere aandeelhouders geheel niet aan de orde komen.” De accountant wees stellig van de hand dat het rapport een persoonsgericht onderzoek was. Toen hij erachter kwam dat de curator zijn rapport als forensisch onderzoek betitelde, deed hij schriftelijk zijn beklag. Dat de curator daar pas anderhalf jaar later gehoor aan gaf, was hem onbekend. Dat de klager feitelijk leidinggevende was, concludeerde hij mede uit diverse mails. “Ook richting de directeur en waar hij zich mee bezig diende te houden. Die mails hadden een instructiegevend karakter.” In zijn laatste woord bood hij zijn excuses aan voor fouten die hij gemaakt heeft. “Ik zal moeten leren van mijn fouten. Dit soort dingen ga ik nooit meer doen.”

 

Uitspraak over circa vijftien weken.

(Zaaknr. 16/1375)

[Door: Michiel Satink / Juridisch Persbureau Zwolle]

Gerelateerde artikelen