Huur woning aftrekbaar voor zzp’er

Op 12 augustus heeft de Hoge Raad bevestigd dat de huurlasten van een woning met een onzelfstandige werkruimte, na saldering met een correctie voor het privégebruik, onder voorwaarden volledig aftrekbaar zijn. Waarschijnlijk heeft u deze uitspraak al ergens gelezen. Er is nogal wat om te doen. Ongelukkigerwijs is de weergave van het arrest vaak nogal ongenuanceerd en wordt de suggestie gewekt dat de ondernemer op basis van dit arrest zijn huurlasten met terugwerkende kracht van vijf jaar alsnog kan aftrekken. Dit is helaas niet het geval. Wij zullen u dat in dit artikel uitleggen. Maar eerst het goede nieuws.

De Hoge Raad heeft nu definitief beslist dat de ondernemer de huurlasten van zijn woning, met een onzelfstandige werkruimte, onder voorwaarden, ten laste van zijn winst kan brengen. De voorwaarden voor aftrek zijn allereerst dat de ondernemer in zijn huurwoning over werkruimte beschikt, die meer dan 10% van het totale woningoppervlakte beslaat. En daarnaast moet de ondernemer in zijn aangifte inkomstenbelasting duidelijk maken dat hij het huurrecht van zijn woning tot zijn ondernemingsvermogen rekent. De ondernemer doet dit door in de aangifte de huurlasten van die woning ten laste van zijn winst te brengen. Deze uitspraak is een bevestiging van wat in de praktijk al een tijdje wordt geadviseerd (zie bijvoorbeeld onze nieuwsbrief van september 2015) en toegepast. Zelfs de site van de belastingdienst maakt melding van deze aftrekmogelijkheid.

Maar waarom heeft deze uitspraak dan geen terugwerkende kracht? Dit hangt samen met een tweetal leerstukken: de vermogensetikettering en de stelselherziening. Als een ondernemer in een jaar een bepaald goed verwerft, dan moet hij in zijn aangifte inkomstenbelasting over dat jaar duidelijk maken of hij dat goed tot zijn ondernemingsvermogen rekent. Normaliter maakt hij deze keuze duidelijk door zo’n goed op de balans te zetten. Denk bijvoorbeeld aan een zakelijke auto, een computer of een bureau. Maar ook een huurrecht van een woning is zo’n goed. De ondernemer heeft bij die keuze niet altijd de vrijheid. Een goed dat voor meer dan 90% in zijn onderneming wordt gebruikt, is verplicht ondernemingsvermogen. En als het goed voor 10% of minder zakelijk wordt gebruikt, dan is het verplicht privévermogen. Alles er tussenin, is keuzevermogen. Je bent dan vrij om dat goed ofwel tot je ondernemingsvermogen dan wel tot je privévermogen te rekenen. Als een goed ondernemingsvermogen is, dan zijn alle kosten van dat goed van de winst aftrekbaar. Eventueel onder een correctie voor het privégebruik (denk bijvoorbeeld aan de correctie privégebruik bij de bedrijfsauto).

Deze keuze is eenmalig. En daar zit hem de kneep. Aan een gemaakte keuze zit je vast, als de aanslag over dat jaar definitief is. Je kunt een goed niet het ene jaar tot je ondernemingsvermogen rekenen en het volgende jaar tot je privévermogen. Een herziening van je gemaakte keuze is alleen mogelijk als bijzondere omstandigheden dit rechtvaardigen. Helaas is een uitspraak van rechter (ook al is het de hoogste rechterlijke instantie) niet zo’n bijzondere omstandigheid. Een bijzondere omstandigheid zou bijvoorbeeld verhuizing naar een nieuwe huurwoning zijn.

Alle ondernemers, die in het verleden de huurlasten van hun woning niet van hun winst hebben afgetrokken, hebben (waarschijnlijk zonder daar erg in te hebben) het huurrecht dus tot hun privévermogen gerekend. En aan die keuze zitten ze vast. Hebben deze ondernemers dan voor hun werkruimte thuis dan geen aftrekmogelijkheid?

In principe wel. Een ondernemer die privévermogensbestanddelen aan zijn onderneming ter beschikking stelt, mag daarvoor een gedeelte van de kosten in aftrek van zijn winst brengen. Alleen is die aftrekmogelijkheid voor het zakelijk gebruik van privé-vermogensbestanddelen aan tal van wettelijke beperkingen onderworpen. Zo geldt voor de privé-auto dat de aftrek tot 0,19 eurocent per gereden zakelijke kilometer beperkt is. En zo geldt voor de werkruimte dat de werkruimte zelfstandig moet zijn en aan de inkomenseis moet zijn voldaan. Met name op de eerste eis van zelfstandigheid sneuvelen de meeste zaken. Een werkruimte is namelijk pas zelfstandig als die ruimte ook aan een derde zou kunnen worden verhuurd. De ruimte moet dan over een eigen opgang en toiletfaciliteiten beschikken. Dat is natuurlijk in het merendeel van de situaties niet het geval.

En zo bevinden we ons, na de uitspraak in een hele rare situatie, waarin niet het gebruik van de werkruimte maar de vermogenskeuze uiteindelijk bepalend is voor de aftrek. Een ondernemer bijvoorbeeld die zijn huurwoning 40% zakelijk gebruikt, en zijn huurrecht tot zijn privévermogen heeft gerekend, heeft geen enkele aftrekmogelijkheid. Terwijl een ondernemer die zijn huurwoning voor 11% zakelijk zou gebruiken, en zijn huurrecht tot zijn ondernemingsvermogen heeft gerekend, al zijn huurlasten (tegen een kleine privécorrectie) in aftrek mag brengen. Dit is een merkwaardige en onrechtvaardige situatie. Je begrijpt nu waarom de Staatssecretaris dit vraagstuk aan de Hoge Raad heeft voorgelegd.

[Drs. Jeroen de Vos RB en Mr. Paul Hofmeister, Van Oppen & Partners accountants en belastingadviseurs