Huur van woning met werkkamer aftrekbaar van winst

De etikettering van het huurrecht als ondernemingsvermogen leidt ertoe dat het gehele bedrag van de huur van een woning ten laste van de winst kan worden gebracht en dat daartegenover vanwege het privégebruik van de woning een te bepalen bedrag aan de winst dient te worden toegevoegd. Deze bijtelling betreft mede de werkkamer.

Dat heeft de Hoge Raad op 12 augustus geoordeeld. De Hoge Raad vernietigde een uitspraak van gerechtshof Den Haag dat had geoordeeld dat het huurrecht geen bedrijfsmiddel vormt.

Tegen deze hofuitspraak ging een ondernemer in cassatie bij de Hoge Raad. De ondernemer  verricht werkzaamheden als acquisitie, het plannen van werkzaamheden en het bijhouden van de administratie in een kamer in de woning. Deze werkkamer vormt niet een naar verkeersopvatting zelfstandig gedeelte van een woning. In de aangifte voor de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het onderhavige jaar (2010) heeft de ondernemer ter zake van de werkkamer aanvankelijk € 902 aan huisvestingskosten in aanmerking genomen. Daarna heeft hij zich op het standpunt gesteld dat het volledige bedrag van de huisvestingskosten van € 9835 voor aftrek in aanmerking komt en dat op grond van artikel 3.19 Wet IB 2001 € 2700 als onttrekking voor privégebruik moet worden bijgeteld. De Inspecteur heeft € 902 in aftrek aanvaard.

De Hoge Raad heeft nu geoordeeld dat een huurrecht een vermogensrecht is en daarmee een goed in de zin van artikel 3.1 BW en artikel 3.30, lid 1, Wet IB 2001. Dit brengt mee dat een huurrecht dat (mede) voor de ondernemingsuitoefening wordt gebruikt, ondernemingsvermogen kan vormen. De etikettering van het huurrecht als ondernemingsvermogen leidt ertoe dat het gehele bedrag van de huur ten laste van de winst kan worden gebracht en dat daartegenover vanwege het privégebruik van de woning een volgens artikel 3.19, lid 1, Wet IB 2001 te bepalen bedrag aan de winst dient te worden toegevoegd. Deze bijtelling betreft mede de werkkamer.

Gelet op artikel 3.19, lid 5, Wet IB 2001 dient artikel 3.16, lid 1, Wet IB 2001 aldus te worden gelezen dat onder "een tot zijn ondernemingsvermogen behorende woning" mede moet worden begrepen een tot het ondernemingsvermogen behorend huurrecht van een woning. Aangezien vaststaat dat het huurrecht ondernemingsvermogen, komt de in artikel 3.16, lid 1, Wet IB 2001 neergelegde aftrekbeperking niet aan de orde. De wetgever heeft kennelijk de niet-aftrekbaarheid van de werkruimte willen bewerkstelligen door de huurwaarde daarvan – als onderdeel van de forfaitaire bijtelling van artikel 3.19 Wet IB 2001 – als een onttrekking in aanmerking te nemen.

• ECLI:NL:HR:2016:1899

Gerelateerde artikelen