HR stelt prejudiciële vraag over toepassing algemene heffingskorting
In deze zaak heeft een Poolse vrouw in 2013 gedurende zes maanden in Nederland gewerkt. In deze periode is zij in Nederland verplicht verzekerd en premieplichtig geweest voor de volksverzekeringen. Nadat zij haar werkzaamheden in Nederland had beëindigd, is zij teruggekeerd naar Polen en was zij niet langer premieplichtig. De belastinginspecteur heeft het premiedeel van de algemene heffingskorting tijdsevenredig verminderd naar verhouding tot de tijd waarin de vrouw in 2013 premieplichtig is geweest.
In cassatie heeft de vrouw aangevoerd dat de Nederlandse regeling in strijd is met het vrij verkeer van werknemers binnen de Europese Unie. Zij stelt aan de orde of Nederland op grond van het recht van de Europese Unie verplicht is om de volledige heffingskorting toe te kennen aan een werknemer die gedurende een kalenderjaar naar een ander EU-land verhuist en daar geen inkomen verwerft.
De Hoge Raad staat voor de vraag of deze klacht kan worden beantwoord aan de hand van het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie in de zaak Blanckaert (C-512/03). Omdat het antwoord op deze vraag niet volledig duidelijk is, stelt de Hoge Raad een prejudiciële vraag aan het Hof van Justitie. De Hoge Raad houdt de zaak aan totdat het Hof van Justitie uitspraak heeft gedaan.