HR: bedrijfsopvolgingsfaciliteit voor verkrijging aandelen in vastgoed-BV
Het arrest van de Hoge Raad betrof de casus waarin Hof Arnhem-Leeuwarden op 12 mei 2015 uitspraak heeft gedaan. Het ging om schenking van aandelen in een BV waarvan de bezittingen geconsolideerd bestonden uit een vastgoedportefeuille met circa 350 onroerende zaken met een totale waarde van bijna € 500 miljoen. De activiteiten bestonden uit vastgoedexploitatie, waaronder projectontwikkeling. Binnen het betreffende concern waren circa 16 werknemers in dienst. Het stond vast dat een onderneming werd gedreven, maar de vraag was in hoeverre het (verhuurde) vastgoed als ondernemingsvermogen kwalificeerde.
Om te kunnen kwalificeren als materieel ondernemingsvermogen geldt volgens het hof bij exploitatie van onroerende zaken dat:
1. de te verrichten of verrichte arbeid naar aard en omvang meer moet omvatten dan bij normaal vermogensbeheer gebruikelijk is;
2. met als doel het behalen van een rendement dat het bij normaal vermogensbeheer opkomende rendement te boven gaat.
Gezien het jaarlijkse rendement van 20% dat door de betreffende BV werd behaald in combinatie met de aard en omvang van de verrichte arbeid (diverse afdelingen, kennis en ervaring van werknemers, uitbestede verbouwingen) kwam het hof tot de conclusie dat aan voorgaande eisen werd voldaan. Relevant hierbij was onder andere ook dat niet alleen rekening werd gehouden met de arbeid van de eigen werknemers, maar ook met uitbestede werkzaamheden waarbij toezicht werd gehouden.
De Hoge Raad bevestigt nu de uitspraak van het hof dat het concern met zijn gehele vermogen een onderneming in materiële zin drijft.
(EY/RSM)