Hoger beroep tegen tussenvonnis Accountantskamer inzake Weyl niet-ontvankelijk
Pieter Lakeman van de stichting SOBI diende in februari 2014 een klacht in tegen de accountant die de jaarrekeningen van het frauderende Weyl goedkeurde. Op 22 augustus 2014 gaf hij echter aan zijn klacht in te trekken. Op 30 oktober 2014 besliste de Accountantskamer dat de tuchtklacht vanwege het algemeen belang toch moest worden voortgezet en wel door de AFM.
Volgens de Wtra staat hoger beroep niet open tegen een tussenbeslissing van de Accountantskamer. Betrokken accountant stelt dat de uitsluiting van hoger beroep tegen tussenbeslissingen in dit geval moet worden doorbroken. Naar zijn mening is er geen eerlijk proces geweest.
Het CBb gaat hier niet in mee. In de beoordeling van het geschil wordt onder meer het volgende gesteld: ‘Over het algemeen geldt dat de wettelijke uitsluiting van hoger beroep, zoals bepaald in artikel 43, tweede lid, van de Wtra, kan worden doorbroken indien (met grond) geklaagd wordt dat de rechter buiten het toepassingsgebied van de desbetreffende bepaling is getreden, deze ten onrechte buiten toepassing heeft gelaten of bij de behandeling van de zaak beginselen van een goede procesorde dan wel fundamentele rechtsbeginselen zodanig heeft geschonden, dat geoordeeld moet worden dat er geen eerlijk proces is geweest. Indien – zoals in het onderhavige geval – op een later moment alsnog in hoger beroep over onjuiste toepassing van de betrokken bepaling geklaagd kan worden, kan doorbreking van de uitsluiting van hoger beroep echter uitsluitend aan de orde komen indien wegens zeer zwaarwegende omstandigheden het afwachten daarvan in redelijkheid niet gevergd kan worden. Dergelijke omstandigheden zijn in dit geval niet aangevoerd. De slotsom is dat het hoger beroep tegen de beslissing van de accountantskamer van 30 oktober 2014 niet-ontvankelijk verklaard dient te worden.’