Hoger beroep rond bouw miljoenenschip ongegrond
De klagers in deze zaak waren bestuurder van Fairstar Heavy Transport dat twee schepen exploiteerde en er nog twee in aanbouw had. Ze meenden dat KPMG destijds goedkeurde dat het in China in aanbouw zijnde vijfde schip Fathom niet in de jaarrekening 2011 opgenomen zou worden. Concurrent Dockwise nam in 2012 het bedrijf over en ontdekte toen pas dat het schip in aanbouw was. Dockwise was onaangenaam verrast door deze verplichting. In de jaarrekening over 2011 stond alleen een bedrag van 2 miljoen dollar verwerkt als “betaling voor het behoud van een optie (time-slot)” voor de bouw en aanschaf van de Fathom. De accountant van KPMG die de jaarrekening goedkeurde, ging er daarbij vanuit dat er geen contact bestond ten aanzien van de bouw van een vijfde schip en dat er – behoudens de optiebetaling van 2 miljoen dollar – dus geen verplichtingen waren. De aangeklaagde accountant was als opdrachtgerichte kwaliteitsbewaker betrokken bij de controle van die jaarrekening. Vanaf 1 juli 2012 werd hij de extern accountant van het bedrijf. Op 19 juli dat jaar kreeg hij het contract in handen over de bouw van de ruim 110 miljoen dollar kostende Fathom. Het accountantskantoor kende dit contract niet en meende dat deze wel in de jaarrekening verwerkt had moeten worden. De beklaagde accountant deed dit vervolgens alsnog. Hij meende dat de twee klagers dit contract voor hem achtergehouden hadden. Volgens de Accountantskamer heeft de klagende partij onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de accountant die documenten wel had. De klacht is door de tuchtrechter ongegrond verklaard.
Hoger beroep
De klagers gingen in hoger beroep. De accountant meende dat die klacht niet-ontvankelijk verklaard moest worden omdat de appelanten informatie achtergehouden hadden. Het Cbb ging daarin niet mee. Volgens de appelanten handelde de accountant niet objectief omdat hij het aanvullende onderzoek startte mede onder druk van de nieuwe eigenaar van het bedrijf. Hij verrichtte het aanvullende onderzoek uit angst dit bedrijf als klant te verliezen. Aangezien betrokkene als opdrachtgerichte kwaliteitsbewaker bij de oorspronkelijke controlewerkzaamheden betrokken is geweest, is bovendien sprake van belangenverstrengeling.
Ongegrond
Net als de tuchtrechter is het College van beroep voor het Bedrijfsleven van oordeel dat niet is gebleken dat de accountant zich onder druk heeft laten zetten. Het college noemt de uiteenzetting van appelanten hierover 'speculatief'. De accountant heeft uit eigen beweging gemeld dat hij gehouden was aanvullend onderzoek te doen “naar aanleiding van mogelijke onregelmatigheden in de informatievoorziening aan KPMG tijdens de controle van de jaarrekening 2011'', aldus het CBB. Volgens het College staat vast dat appelanten nooit het bouwcontract aan de toenmalige accountant van Fairstar overhandigd hebben. Ook is tegenover het controleteam altijd ontkend dat het contract bestond. Tegen deze achtergrond mocht de accountant, nadat hij de documenten in handen kreeg, er vanuit gaan dat er mogelijk sprake was van onregelmatigheden in de informatieverstrekking door Fairstar aan de medewerkers van KPMG. De klacht is voornamelijk gericht tegen de vaststelling van de accountant dat in december 2011 een “rechtsgeldig ondertekend scheepsbouwcontract bestond waaruit verplichtingen voortvloeiden die in de jaarrekening 2011 hadden moeten worden verwerkt. Het College is van oordeel dat betrokkene op basis van de door hem vastgestelde feiten tot die vaststelling heeft kunnen komen.” De slotsom: het hoger beroep is ongegrond.
Lees ook:
[Door: Michiel Satink / Juridisch Persbureau Zwolle]