Ook in hoger beroep mogelijk laatste klachten in ‘dossier Sportbedrijf’ ongegrond

Waarom stapte hij nou keer op keer naar de Accountantskamer, werd hem op een zitting al eens gevraagd?

Door Michiel Satink

Zaaknrs. 21/546 & 21/547

Zaaknummers destijds bij de Accountantskamer: 20/345 & 20/346

Het zou zijn laatste klacht zijn, zei de klager in december 2020 nog in de rechtbank in Zwolle, maar toch stapte hij ook nu weer naar het College van Beroep van het Bedrijfsleven. En ook daar sneuvelde zijn klacht over het vermeend rommelen met cijfers bij stichting Sportbedrijf Amstelveen.

Na tumult binnen de stichting Sportbedrijf Amstelveen in 2016 werd de manager de laan uitgestuurd. Daarna maakten accountants volgens de oud-manager een rommeltje van de cijfers. Een van die accountant van BDO kreeg in die eerste zaak een waarschuwing opgelegd. Daarna haalde bij meerdere keren bot bij de Accountantskamer. 

In april 2021 werden zijn klachten tegen de accountant die de jaarrekeningen van 2015 tot en met 2017 controleerde en diens opvolger die 2018 afhandelde ongegrond verklaard. Ondanks zijn verklaring dat 'het wel genoeg geweest was zo', ging hij toch in beroep tegen die uitspraken. Waarom stapte hij nou keer op keer naar de Accountantskamer, werd hem op een zitting in november 2019 al eens gevraagd. 

“Ik ben zwaar teleurgesteld hoe in Amstelveen met twee miljoen euro aan gemeenschapsgeld gesmeten wordt'', zegt hij over het geld dat volgens hem inmiddels aan het Sportbedrijf is verloren. “Ik zit te wachten op een verzoek aan mij om de jaarrekeningen te herschrijven zodat ze gewoon goed zijn.''

Voordat het College aan de inhoudelijke klachten toekomt, moest het beoordelen of hier sprake was van misbruik van het tuchtrecht. Volgens de verweerder wordt hier aanhoudend over hetzelfde dossier geklaagd. Ook streeft de klager een doel na dat niet via het tuchtrecht kan worden bereikt: hij wil aanpassing van de jaarrekeningen en daartoe moet hij zich wenden tot de ondernemingskamer van het hof in Amsterdam, aldus de verweerder. Dat de klager meerdere keren naar de tuchtrechter stapte en nu dus naar het College is op zichzelf nog geen misbruik van tuchtrecht. Bovendien was het zijn eerste tuchtklacht over de jaarrekening van 2018. Volgens het College is van een dergelijk misbruik hier geen sprake.

'Verzinsels'
De klager meent onder meer dat de voorziening voor groot onderhoud te laag is. Volgens de klager had die voorziening 5,3 miljoen euro groot moeten zien. Met een in de jaarrekening opgenomen voorziening van 2,3 miljoen euro is er dus volgens hem een tekort van drie miljoen. De basis onder het oordeel van de Accountantskamer – die in april 2021 zijn klacht ongegrond verklaarde – is onjuist en gebaseerd op ,,niet kloppende aannames of zelfs eigen verzinsels.'' Het gaat hier om afspraken die met de gemeente zijn gemaakt voor groot onderhoud, met name het vervangen van sportvelden, voor de aankomende jaren. Volgens de klager is het tekort van drie miljoen euro veroorzaakt omdat vanaf 2015 al een voorziening aanwezig had moeten zijn voor nog te verrichten onderhoud, maar deze was niet getroffen. Volgens de aangeklaagde accountant kon de voorziening groot onderhoud echter vanaf 2015 jaarlijks worden opgebouwd, nu niet alle onderhoud en vervangingen meteen en in hetzelfde jaar hoefden te worden uitgevoerd.

Met dat laatste heeft de accountant volgens het College de keuze voor het bedrag voor de voorziening groot onderhoud in de jaarrekening voldoende onderbouwd. Met wat de klager daartegen heeft aangevoerd heeft hij niet aannemelijk gemaakt dat het bedrag voor de voorziening groot onderhoud onvoldoende is. Sterker nog: in het accountantsverslag van 2017 wordt zelfs rekening gehouden met een te hoog bedrag. De verwachte kosten voor onderhoud werden lager ingeschat en de termijn voor groot onderhoud bleek langer dan eerder noodzakelijk was geacht. Volgens de klager gaf de gecontroleerde jaarrekening van 2018 geen getrouw beeld omdat ook hierin de voorziening groot onderhoud te laag is. Ook hier geldt dat de hoogte van de voorziening door de aangeklaagde accountant voldoende is onderbouwd.

'Accountantskamer partijdig'
De klager meende ook dat de Accountantskamer ,,de schijn lijkt te wekken dat het belang van de individuele accountant uitgaat boven de zuiverheid van de professie/beroepsuitoefening.” Hij vond een lichte tik op de vingers in de vorm van een waarschuwing op zijn plaats. Het College vertaalt zijn klacht als dat de tuchtrechter partijdig zou zijn. Die klacht is echter niet onderbouwd en in de uitspraak is daar eveneens niets van gebleken.

Alle klachten zijn ongegrond verklaard.
 

Gerelateerde artikelen