RA in hoger beroep: ‘Als je tien keer verteld wordt dat je een paard bent koop je een zadel’

Een forensisch accountant kreeg van de Accountancykamer een sanctie van drie maanden schorsing opgelegd voor onvolkomenheden in zijn onderzoek naar misstanden bij de Zweedse energieleverancier Vattenfall. Bij het College van Beroep voor het Bedrijfsleven vocht hij deze beslissing aan.

Over deze zaak: Schorsing recidiverende ex-Grant Thornton RA

Even terug naar het begin. In de vroege jaren tien was de deelstaatregering van Hamburg voornemens om een nieuwe energiecentrale aan te leggen in samenwerking met Vattenfall. Tijdens de selectieprocedure voor de leverancier van de techniek voor deze centrale voelde de projectleider zich zodanig onder druk gezet door het hogere management van de Zweedse energiereus om voor Siemens te kiezen dat hij een interne klachtenprocedure begon, gericht op aantijgingen van belangenverstrengeling van het hoger management, waarbij de ‘smoking gun’ een onder het mededingingsrecht twijfelachtig legale vergadering was op 13 mei 2013 tussen medewerkers van Vattenfall en Siemens. 

Nadat de klacht eerst intern was behandeld door de ombudsman volgde er een interne audit door een medewerker van Vattenfall zelf. De interne audit concludeerde dat er geen sprake was van schending van de mededingingsregels omdat het hier om de bouw van een elektriciteitscentrale ging waarvoor er bepaalde uitzonderingen in het mededingingsrecht zijn opgenomen. Ontevreden met deze uitkomst trokken de klokkenluiders naar het Huis van Klokkenluiders en de Nationale Ombudsman die ze in het gelijk stelde: hierop volgde een externe audit door een forensisch accountant en partner bij Grant Thornton en die nu werkzaam is als zelfstandige accountant. 

De reden dat de klokkenluiders naast hun interne klacht ook nog een klacht tegen de RA hadden ingediend was dat zij de indruk hadden dat er redelijk wat licht zat tussen het materiaal in de dossiers en de conclusies van zowel de interne als de externe audit: de conclusie dat er juridisch niets onoorbaars was gebeurd zou niet mogen blijken uit het aangeboden materiaal. 

Door de zwakke conclusies van de interne audit te bevestigen zou de registeraccountant Vattenfall geholpen hebben om de misstanden onder het tapijt te vegen. Hier lopen een paar problemen door elkaar, zoals dat RA formeel geen jurist is en er verder ook een normatief kader zou ontbreken om het oordeel vast te stellen – zeker ook omdat het vak van forensisch accountant een beetje in een juridische schemerzone plaatsvindt en er geen algemeen geldende standaarden en normen zijn – en door zo stellig de conclusies van het eerdere onderzoek te onderschrijven had de accountant volgens de Accountancykamer zijn bevoegdheden overschreden. Ook rekende de Accountancykamer de RA aan dat er een persbericht was verstuurd door Vattenfall waarin stond dat een externe, onafhankelijke accountant de onschuld van Vattenfall had bevestigd. Een te stellige uitspraak. Tot slot was er nog een wederhoorkwestie over het punt of de RA op een correcte manier de projectleider had benaderd voor zijn onderzoek.  

Het hoger beroep was aangespannen door de RA, want hoewel de klokkenluiders niet op alle punten gelijk hadden gekregen van de accountantskamer konden ze zich wel vinden in de opgelegde disciplinaire maatregel. De primaire lijn van de verdediging was andermaal dat de RA slechts ingehuurd was om het proces van de interne audit te beoordelen door vast te stellen of de interne controleur van Vattenfall wel volledig zijn werk had gedaan. Kortom: het ging om het controleren van het proces, niet om het herzien van de uitkomst. 

De RA stelt dat hij heeft geconcludeerd dat de interne controleur een degelijk dossier heeft aangelegd. Zijn advocaten stuurden vervolgens aan op een technische discussie over het mededingingsrecht rond de aanbesteding, maar daar liet de Kamer zich niet door uit het veld slaan en bracht de discussie terug naar het herbeoordelen van de door de Accountancykamer gegrond bevonden klachten van de klokkenluiders. 

Het was een beetje een curieuze verdediging; hoewel het vooral de vraag voor lag of de RA wel zulke stellige juridische uitspraken had mogen doen, deed men heel erg zijn best om te bewijzen dat die uitspraken, ondanks de twijfelachtige juridische status van een forensisch accountant, toch juist waren. Een beetje alsof je een parkeerbon aanvecht door te stellen dat je ‘m wel heel netjes in het vak hebt gezet terwijl je geen geld in de meter had gegooid. Deze en andere inconsistenties in het betoog van de verdediging werden dan ook aangewezen door de klagers. 

Gelijktijdig aan de inhoudelijke argumentatie werd ook de rol van de Accountancykamer besproken, met name de rol van de voorzitter mr. De Haan. Volgens de verdediging was de Kamer buiten z’n boekje getreden door veel te hard in de wedstrijd te staan, de registeraccountant onder druk te zetten en nauwelijks kans te geven om zichzelf te verdedigen. 

Alle uitspraken die de RA had gedaan die het punt van de klokkenluiders bevestigden zouden dus min of meer uit onhandigheid onder druk verkregen zijn, of, zoals de accountant het formuleerde, “Als je tien keer verteld wordt dat je een paard bent koop je een zadel.” 

Dit werd bestreden door de projectleider, die dit hoger beroep omschreven als een ‘verkapte wraking’ van de accountancykamer (die overigens niet te wraken is, omdat er maar één ploeg rechters is). De klagende partij diende een USB-stick in met een opname van de zitting – ongebruikelijk voor de Accountantskamer – waar de rechters zich over mogen buigen, om te bewijzen dat de RA wel degelijk wist dat de meeting met Siemens niet door de beugel kon. 

De verdediging van de RA greep het inbrengen van deze tape met beide handen aan en vroeg de rechters om de opname met aandacht te beluisteren, omdat daar uit zou blijken dat de Accountancykamer er veel te hard in ging.  Overigens had de voorzitter van het driekoppige Kamer stellige woorden voor de Accountancykamer: zowel in deze zaak als in een andere tuchtzaak had de kamer uitgebreide ‘overwegingen ten overvloede” opgenomen, iets waar mr. Verbeek van zei “niet meer doen!” 

Het College probeert op dinsdag 7 maart met een uitspraak te komen, met de aantekening dat het door de grote werkdruk wellicht iets langer gaat duren.
 

Gerelateerde artikelen