Hoge Raad: WEVAB moet worden bepaald naar tijdstip koopovereenkomst
Een bv heeft in juli 2004 enkele percelen tuinbouwgrond en de daarop aanwezige opstallen, glasopstanden en installaties verkocht. Vanwege geconstateerde bodemverontreiniging en het voorkeursrecht van de Gemeente Westland, heeft de levering van de grond echter pas op 3 september 2008 plaatsgevonden.
De bv heeft de winst behaald met bovengenoemde transactie verantwoord in 2008. Daarbij is een beroep gedaan op de landbouwvrijstelling. In geschil is hoe de omvang van de vrij te stellen winst moet worden bepaald. Dient daarbij te worden uitgegaan van de waarde in het economische verkeer bij voortgezette agrarische bestemming (WEVAB) op het moment van levering (september 2008) of op het tijdstip van totstandkoming van de koopovereenkomst (juli 2004)? Gerechtshof Den Haag is de laatstgenoemde opvatting toegedaan.
In cassatie blijft de uitspraak van het Hof overeind. De Hoge Raad overweegt dat de WEVAB moet worden bepaald naar hetzelfde tijdstip als de waarde in het economische verkeer. Bij verkoop is dat in de regel het tijdstip waarop de koopovereenkomst wordt gesloten. Hieraan doet niet af dat goed koopmansgebruik toelaat om de winst pas op een later tijdstip te verantwoorden, wat in deze zaak ook is gebeurd. Een andere uitleg zou volgens de Hoge Raad het ongewenste gevolg meebrengen dat de omvang van het vrij te stellen voordeel zou worden beïnvloed door keuzes van de belastingplichtige met betrekking tot het tijdstip van winstneming.
(Bron: Deloitte)