Hoge Raad: Tariefvoordeel bij geruisloze omzetting is permanent fiscaal voordeel
Een man werkt voltijds in dienstbetrekking als PR-accountant/bedrijfsjournalist bij een bedrijf en tevens verricht hij werkzaamheden via zijn eenmanszaak. Via die eenmanszaak werkt hij dan weer voor een ander bedrijf waarvoor hij in april 2007 een eenmalige bate van ruim € 700.000 ontvangt. In zijn voorlopige IB-aangifte 2007 merkt hij die aan als opbrengst uit overige werkzaamheden. Vervolgens stelt hij een intentieverklaring op tot het oprichten van een BV per 1 januari 2007. Op 1 april 2008 vraagt de man de belastinginspecteur om een beschikking geruisloze omzetting af te geven. De fiscus was echter van mening dat er sprake is van een incidenteel fiscaal voordeel en wees het verzoek af.
Vervolgens oordeelde hof Arnhem-Leeuwarden dat het verzoek om een beschikking geruisloze omzetting af te geven, terecht is afgewezen. Volgens het hof zou de man met de terugwerkende kracht van de omzetting namelijk een incidenteel fiscaal voordeel hebben behaald.
De Hoge Raad oordeelt nu dat er geen sprake is van een incidenteel fiscaal voordeel. ‘Het tariefvoordeel bij een bepaalde omvang van de winst tussen enerzijds de IB/PVV over de winst uit onderneming en anderzijds de vennootschapsbelasting en (op termijn) de heffing van IB/PVV over de aanmerkelijkbelangwinst, is bij omzetting van de onderneming in een besloten vennootschap niet een incidenteel maar een permanent voordeel. Aan het verlenen van terugwerkende kracht aan een geruisloos plaats te vinden inbreng van een onderneming in een besloten vennootschap is onlosmakelijk verbonden het gevolg dat ook de in de periode van terugwerkende kracht uit die onderneming genoten winst wordt belast tegen het voor de vennootschapsbelasting geldende tarief en op termijn met IB/PVV in het kader van het aanmerkelijkbelangregime. Het hiervoor bedoelde tariefvoordeel is dus ook verbonden aan de in die periode behaalde winst. De enkele omstandigheid dat in het onderhavige geval in 2007 vóór de intentieverklaring een hoge – incidentele – bate opkwam in het kader van de door belanghebbende uitgeoefende en door hem in de BV in te brengen onderneming en daardoor het tariefvoordeel in dat jaar groot was, maakt dat voordeel niet een incidenteel fiscaal voordeel in de zin van het Besluit,’ aldus de Hoge Raad.