Hof: Staatssecretaris zette belanghebbende op verkeerde been over beroep bij belastingrechter
Belanghebbende is betrokken geweest in belastingprocedures en voor dezelfde jaren strafrechtelijk vervolgd. Hij wil overlegging van stukken, die in die procedures niet zijn overgelegd. In het bijzonder wil hij overlegging van stukken met betrekking tot de selectie en aanmelding door de Belastingdienst voor het zogenoemde tripartite-overleg als bedoeld in de vervolgingsrichtlijn ter zake van de strafrechtelijke vervolging door het OM. Belanghebbende dient bij de Belastingdienst een Wob-verzoek in, dat door de staatssecretaris van Financiën wordt afgewezen. Zijn Wob-verzoek wordt tevens door de minister van Veiligheid en Justitie afgewezen. Kort weergegeven verwijst de staatssecretaris van Financiën naar de minister van Veiligheid en Justitie en de minister van Veiligheid en Justitie verwijst naar de staatssecretaris van Financiën.
Gerechtshof Den Bosch oordeelt, dat tegen de beslissing van de staatssecretaris van Financiën op het verzoek om ontheffing van de geheimhoudingsplicht (art.67 AWR) geen beroep bij de belastingrechter openstaat vanwege het in het belastingrecht gesloten stelsel van rechtsmiddelen (art. 26 AWR). Omdat de staatssecretaris van Financiën dit had kunnen weten moet hij het door belanghebbende betaalde griffierecht vergoeden. De staatssecretaris van Financiën heeft namelijk belanghebbende op het verkeerde been gezet door in de beslissing op bezwaar als rechtsmiddel op te nemen dat belanghebbende zich wel tot de belastingrechter kon wenden.
In de belastingprocedure zijn de stukken niet overgelegd, omdat deze in het strafdossier zouden thuis horen. De stukken zijn niet aan het strafdossier toegevoegd, omdat de stukken zouden thuishoren in de belastingprocedure. Het Hof is dan ook van oordeel, dat belanghebbende voor de door hem gevraagde stukken van ‘het kastje naar de muur’ is gestuurd. Het Hof bepaalt dat uitsluitend bij de burgerlijke rechter een vordering kan worden ingesteld (art. 8:71 Awb).